ECLI:NL:RBDHA:2024:9413
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 april 2024 niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit dat de Europese Unie gezamenlijke regelgeving heeft over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Nederland heeft op 10 januari 2024 een verzoek om overname gedaan aan Duitsland, dat dit verzoek op 12 januari 2024 heeft aanvaard. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris in zijn besluit voldoende duidelijk heeft uiteengezet waarom Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
Eiser heeft niet aangetoond dat er ernstige tekortkomingen zijn in het asiel- en opvangsysteem in Duitsland die een reëel risico op schending van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie met zich meebrengen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de omstandigheden in Duitsland geen aanleiding geven om de asielaanvraag van eiser in behandeling te nemen. De rechtbank wijst erop dat het enkele feit dat eiser mogelijk wordt gedetineerd, niet betekent dat Duitsland in strijd handelt met internationale verplichtingen.
De rechtbank besluit dat het beroep kennelijk ongegrond is en dat eiser mag worden overgedragen aan Duitsland. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.