ECLI:NL:RBDHA:2024:9431

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.7176
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Hindriks
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geboortedatum van een Eritrese asielzoeker in het kader van de asielaanvraag

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van een Eritrese asielzoeker tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarbij zijn asielaanvraag is ingewilligd, maar de geboortedatum is vastgesteld op 24 maart 2000. De eiser had aanvankelijk 1 januari 2006 opgegeven als geboortedatum, maar de rechtbank oordeelt dat er twijfel bestaat over deze opgave. De rechtbank heeft de zaak op 8 mei 2024 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van de eiser als de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig waren.

De rechtbank stelt vast dat de eiser op 4 februari 2022 een asielaanvraag heeft ingediend en dat er twijfels zijn gerezen over zijn opgegeven geboortedatum. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) hebben leeftijdsschouwen uitgevoerd, waaruit bleek dat er twijfels bestonden over de leeftijd van de eiser. De Italiaanse autoriteiten hebben bevestigd dat de eiser geregistreerd staat met een geboortedatum van 24 maart 2000. De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan van deze registratie.

De rechtbank concludeert dat de eiser niet in staat is geweest om aan te tonen dat de registratie in Italië onjuist is. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt. Deze uitspraak is openbaar gemaakt op 20 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7176

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 29 januari 2024 (het bestreden besluit), waarmee verweerder de asielaanvraag van eiser heeft ingewilligd. Het beroep richt zich tegen de vaststelling van de geboortedatum van eiser.
1.1.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 8 mei 2024 in Breda op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of verweerder de geboortedatum van eiser juist heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Feiten en omstandigheden
4. Eiser heeft de Eritrese nationaliteit. Op 4 februari 2022 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
4.1
Bij zijn aanvraag heeft eiser opgegeven dat zijn geboortedatum [datum 1] 2006 is en dat hij dus minderjarig is. De AVIM [1] heeft een leeftijdsschouw verricht en heeft geconcludeerd dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven leeftijd. Naar aanleiding van die conclusie heeft verweerder nader onderzoek gedaan. Uit Eurodac is gebleken dat eiser op 13 november 2021 illegaal Italië is ingereisd. Verweerder heeft daarom een verzoek om informatie ingediend bij de Italiaanse autoriteiten op grond van artikel 34 van de Dublinverordening. [2] Daarnaast is er bij het aanmeldgehoor op 10 maart 2022 een leeftijdsschouw verricht door een hoormedewerker van de IND [3] , die eveneens concludeerde dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven leeftijd. Op 24 maart 2022 hebben de Italiaanse autoriteiten aan verweerder laten weten dat eiser daar is geregistreerd met [datum 2] 2000 als geboortedatum.
4.2
Op 29 maart 2022 heeft verweerder een verzoek om overname gedaan aan de Italiaanse autoriteiten op grond van artikel 13, eerste lid, van de Dublinverordening. Op 25 mei 2022 hebben de Italiaanse autoriteiten dit verzoek geaccepteerd. Bij brief van 7 december 2022 heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn aanvraag behandeld zal worden in de nationale procedure, omdat hij niet tijdig is overgedragen aan Italië.
4.3
Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag ingewilligd, waarbij de geboortedatum van [datum 2] 2000 is aangehouden. Verweerder heeft overwogen dat uit schouwonderzoek is gebleken dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven geboortedatum van [datum 1] 2006. Eiser heeft geen enkel origineel identificerend document overgelegd om zijn minderjarigheid te onderbouwen. Uit jurisprudentie van de Afdeling [4] volgt bovendien dat er gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel van uitgegaan mag worden dat registratie van gegevens in Italië zorgvuldig heeft plaatsgevonden. [5]
Beroepsgronden
5. Eiser voert aan dat de opgave van zijn persoonsgegevens in Italië problematisch is verlopen. Bij zijn aanmeldgehoor heeft hij ook verklaard dat hij heel ziek was bij aankomst in Italië, dat hij op een brancard werd gelegd en dat er geen tolk was. Daarnaast hebben de Italiaanse autoriteiten in hun schrijven van 24 maart 2022 maar zeer summier gereageerd op het informatieverzoek van verweerder, zodat er over de omstandigheden van de registratie verder niets bekend is. Er is dan ook gegronde reden voor twijfel aan die registratie. Verder stelt eiser dat door de AVIM en de IND bij de leeftijdsschouw is geconcludeerd dat er twijfel bestaat aan zijn opgegeven leeftijd. Als de registratie in Italië zou moeten worden gevolgd, dan zou hij ten tijde van de schouw al ongeveer 22 jaar zijn geweest. Het is niet waarschijnlijk dat er dan nog twijfel zou bestaan over zijn leeftijd. Er zit bovendien een groot verschil tussen geboortejaren 2000 en 2006.
Oordeel van de rechtbank
Procesbelang
6. De rechtbank beoordeelt eerst (ambtshalve) of eiser procesbelang heeft bij het beroep, omdat zijn asielaanvraag is ingewilligd. Er bestaat procesbelang bij betwisting van persoonsgegevens en daarmee ook bij betwisting van de geboortedatum. Uit een uitspraak van de Afdeling [6] van 17 september 2003 [7] volgt namelijk dat een vreemdeling alleen daadwerkelijk over een verblijfsvergunning beschikt, als deze is verleend op basis van de juiste persoonsgegevens. Dit vindt ook steun in de rechtspraak van de Afdeling dat de beoordeling van de redenen voor asielbescherming alleen kan plaatsvinden tegen de achtergrond van de identiteit, nationaliteit en herkomst van een vreemdeling. [8] Eisers leeftijd kan daarnaast van belang zijn bij een eventueel verzoek om nareis van familieleden. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiser procesbelang heeft bij de beoordeling van zijn beroep. Het beroep is ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt het beroep inhoudelijk.
Inhoudelijk
7. De rechtbank stelt voorop dat uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat verweerder er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, van uit mag gaan dat de registratie van de geboortedatum in een andere lidstaat zorgvuldig heeft plaatsgevonden, zodat het aan de betrokkene is om aannemelijk te maken dat de registratie aldaar niet juist is, bijvoorbeeld door het overleggen van identificerende documenten. [9] Indien de betrokkene daar niet in slaagt, bestaat er voor verweerder geen aanleiding om te twijfelen aan de in de andere lidstaat geregistreerde geboortedatum en hoeft verweerder eiser geen leeftijdsonderzoek aan te bieden.
8. In het geval van eiser hebben zowel de AVIM als de IND een leeftijdsschouw gedaan, waarbij geconcludeerd is dat er twijfel bestaat over de door eiser opgegeven leeftijd. Verweerder heeft daarom nader onderzoek gedaan door informatie op te vragen in Italië. Uit de verkregen informatie blijkt dat eiser daar staat geregistreerd met geboortedatum [datum 2] 2000. Gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag verweerder uitgaan van deze in Italië geregistreerde leeftijd. Eiser is er niet in geslaagd om aannemelijk te maken dat die registratie niet juist is. Hij heeft immers geen enkel document overgelegd waaruit blijkt dat [datum 1] 2006 zijn geboortedatum is. Zijn stelling dat dergelijke documenten er niet zijn, heeft hij niet nader onderbouwd. Dat er een groot verschil zit tussen geboortejaren 2000 en 2006 maakt evenmin dat verweerder niet van de registratie in Italië uit kon gaan. Onder deze omstandigheden was verweerder dan ook niet gehouden om nader onderzoek te doen naar eisers leeftijd, zoals eiser ter zitting wel heeft gesteld.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Hindriks, rechter, in aanwezigheid van mr. A.J.J. Sterks, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.De Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel.
2.Verordening nr. (EU) 604/2013.
3.De Immigratie- en Naturalisatiedienst.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 2 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3147.
6.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.Zaaknummer 200304676/1.
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 6 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:292.
9.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2659.