ECLI:NL:RBDHA:2024:9476
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Somalische man geboren in 2004, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder op 6 oktober 2023 in Spanje een asielaanvraag ingediend, wat door het Eurodac-systeem was bevestigd. Eiser betwistte dat hij een asielaanvraag in Spanje had gedaan en voerde aan dat hij slechts op doorreis was en geen vertrouwen had in het Spaanse asielsysteem. Hij verwees naar rapporten van Vluchtelingenwerk en een inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Spanje.
De rechtbank behandelde de argumenten van eiser, waaronder zijn medische problemen en de wens om bij zijn moeder in Engeland te verblijven. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij onder medische behandeling stond in Nederland en dat er geen bewijs was dat hij de benodigde zorg in Spanje niet kon krijgen. Bovendien werd opgemerkt dat Engeland geen partij is bij de Dublinverordening, waardoor gezinshereniging via deze regeling niet mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag niet naar zich toe te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.