ECLI:NL:RBDHA:2024:9476

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juni 2024
Publicatiedatum
19 juni 2024
Zaaknummer
NL24.19653
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en interstatelijk vertrouwensbeginsel in het kader van Dublinverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 7 juni 2024 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Somalische man geboren in 2004, zijn asielaanvraag in Nederland had ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, had de aanvraag niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had eerder op 6 oktober 2023 in Spanje een asielaanvraag ingediend, wat door het Eurodac-systeem was bevestigd. Eiser betwistte dat hij een asielaanvraag in Spanje had gedaan en voerde aan dat hij slechts op doorreis was en geen vertrouwen had in het Spaanse asielsysteem. Hij verwees naar rapporten van Vluchtelingenwerk en een inbreukprocedure van de Europese Commissie tegen Spanje.

De rechtbank behandelde de argumenten van eiser, waaronder zijn medische problemen en de wens om bij zijn moeder in Engeland te verblijven. De rechtbank oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat hij onder medische behandeling stond in Nederland en dat er geen bewijs was dat hij de benodigde zorg in Spanje niet kon krijgen. Bovendien werd opgemerkt dat Engeland geen partij is bij de Dublinverordening, waardoor gezinshereniging via deze regeling niet mogelijk was. De rechtbank concludeerde dat verweerder in redelijkheid had kunnen besluiten om de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag niet naar zich toe te trekken op basis van artikel 17 van de Dublinverordening.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond en gaf aan dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.19653

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [V-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. P.R. Klaver),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen)

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen op de grond dat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 7 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. M.S. Yap als waarnemer van de gemachtigde van eiser, de gemachtigde van verweerder, eiser en tolk [naam] .

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2004 en de Somalische nationaliteit te hebben. Op 8 december 2023 heeft hij een asielaanvraag ingediend in Nederland.
2. Verweerder heeft de asielaanvraag niet in behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser op 6 oktober 2023 in Spanje al een asielaanvraag heeft ingediend. Verweerder heeft daarom de autoriteiten van Spanje verzocht om eiser terug te nemen op grond van de
Dublinverordening. [2] Op 1 februari 2024 heeft Spanje dit verzoek geaccepteerd.
3. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert aan dat hij geen asiel heeft aangevraagd in Spanje. Hij was slechts op doorreis in Spanje en is verplicht geweest om zijn vingerafdrukken af te geven. Eiser heeft ook geen vertrouwen in het Spaanse systeem. Hij heeft geen goede opvang gekregen en geen goede procedure doorlopen in Spanje. Er is twijfel of kan worden uitgegaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een e-mail van Vluchtelingenwerk waarbij naar rapporten, waaronder het AIDA-rapport ‘update 2022’, wordt verwezen. Ook wijst eiser op een inbreukprocedure die de Europese Commissie tegen Spanje is gestart. Verder voert eiser aan dat aan verweerder is gevraagd om het nodige te doen om te proberen om eiser over te dragen naar Engeland omdat zijn familie daar verblijft. Uit het bestreden besluit blijkt niet wat verweerder in dat kader heeft gedaan. Er is daarom sprake van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Omdat eiser graag bij zijn moeder in Engeland wil verblijven, doet hij een beroep op artikel 8 van het EVRM [3] en gezinshereniging. Eiser heeft verder diverse medische problemen en hij is diverse keren bij de arts in het asielzoekerscentrum geweest. Het is noodzakelijk dat eiser in Nederland wordt behandeld. Verder verzoekt eiser om een onafhankelijk medisch onderzoek omdat sprake is geweest van een misverstand. Tot slot doet eiser een beroep op artikel 17 van de Dublinverordening, omdat een overdracht aan Spanje van onevenredige hardheid zou getuigen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Asielaanvraag in Spanje
4. Uit het Eurodac-systeem volgt dat eiser op 6 oktober 2023 in Spanje om internationale bescherming heeft verzocht. Het referentienummer in het Eurodac-systeem begint met "ES1". Een dergelijke registratie onder categorie 1, is gelet op artikel 24, vierde lid, gelezen in verbinding met artikel 9, eerste lid, van de Eurodacverordening gereserveerd voor personen die verzoeken om internationale bescherming. Gezien lijst A van bijlage II bij de Uitvoeringsverordening geldt een dergelijke registratie als bewijs van een verzoek om internationale bescherming, tenzij de vreemdeling tegenbewijs heeft geleverd. [4] Dit tegenbewijs heeft eiser niet geleverd. De enkele stelling in beroep dat hij geen asiel heeft aangevraagd in Spanje is daarvoor onvoldoende. De rechtbank merkt daarbij op dat eiser tijdens zijn gehoor heeft verklaard wel degelijk een asielaanvraag in Spanje te hebben ingediend.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
5. De Afdeling heeft geoordeeld dat ten aanzien van Spanje uitgegaan kan worden van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [5] Eisers beroep op het AIDA rapport maakt dat niet anders. De Afdeling heeft in de uitspraak van 27 juli 2023 namelijk geoordeeld dat er, ongeacht het AIDA rapport, nog steeds van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan. [6] Verder leidt het feit dat de Europese Commissie een inbreukprocedure tegen Spanje is gestart ook niet tot het oordeel dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Uit de ‘key decisions’ blijkt niet welke gebreken in de implementatie van de Opvangrichtlijn aanleiding zijn voor de inbreukbeslissing. Daarbij heeft de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid gegeven om de gestelde gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen. Dit betekent ook dat als eiser na zijn overdracht vindt dat Spanje zijn verplichtingen niet nakomt, het op zijn weg ligt om daarover in Spanje te klagen bij de (hogere) autoriteiten.
Medische omstandigheden
6. Eiser heeft niet met stukken onderbouwd dat hij onder medische behandeling staat. Er zijn dan ook geen aanwijzingen waaruit blijkt dat Nederland het meest aangewezen land is voor eisers medische behandeling. Daarnaast heeft eiser niet aangetoond dat hij de medische behandeling die hij stelt nodig te hebben in Spanje niet kan krijgen.
Familie in Engeland
7. Eiser wordt niet gevolgd in zijn stelling dat niet is gebleken dat verweerder het nodige heeft gedaan om verbinding te leggen met de Engelse autoriteiten om gezinshereniging met zijn moeder te bewerkstelligen en dat daarom sprake is van een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek. Zoals verweerder terecht in het bestreden besluit heeft opgemerkt, is Engeland geen partij bij de Dublinverordening. Voor zover eiser een beroep doet op artikel 8 van het EVRM en gezinshereniging, overweegt de rechtbank dat de Dublinverordening niet is bedoeld als middel om gezinshereniging te realiseren, maar om vast te stellen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser. Eiser kan daartoe een aparte aanvraag indienen.
Het beroep op artikel 17 van de Dublinverordening
8. Gelet op het voorgaande heeft verweerder in redelijkheid kunnen concluderen dat geen aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 17 van de Dublinverordening de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag aan zich te trekken.
Conclusie
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 7 juni 2024 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) nr. 604/2013.
3.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
4.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 28 september 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:2625).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van 1 december 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4473) en 16 augustus 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:3116).