ECLI:NL:RBDHA:2024:9485
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing opvolgende asielaanvraag zonder ambtshalve beoordeling van artikel 64 Vw
In deze zaak heeft eiser, een Marokkaanse nationaliteit hebbende, op 22 maart 2024 een opvolgende asielaanvraag ingediend. Deze aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 12 april 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft hiertegen op 19 april 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 30 mei 2024 behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als verweerder aanwezig waren.
Eiser had eerder, op 11 juli 2021, een eerste asielaanvraag ingediend, die op 3 augustus 2021 buiten behandeling werd gesteld omdat hij met onbekende bestemming was vertrokken. Het eerdere besluit bevatte een inreisverbod en een terugkeerbesluit. Eiser betoogde dat de staatssecretaris ten onrechte de ambtshalve toetsing aan artikel 64 van de Vreemdelingenwet (Vw) had achterwege gelaten, aangezien zijn eerste aanvraag niet inhoudelijk was behandeld.
De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet verplicht was om ambtshalve te toetsen aan artikel 64 van de Vw, omdat de opvolgende aanvraag op meerdere gronden was afgewezen, waaronder artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder g van de Vw. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris de opvolgende aanvraag correct had behandeld en dat er geen aanleiding was om de bepaling contra legem uit te leggen. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding toegewezen, en het beroep werd ongegrond verklaard.