ECLI:NL:RBDHA:2024:9515
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep dat door eisers is ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op een aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor eiseres. De eisers hebben op 29 februari 2024 beroep ingesteld, omdat de staatssecretaris niet binnen de wettelijk voorgeschreven termijn van 90 dagen had beslist op de aanvraag, die op 22 december 2022 was ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, omdat de staatssecretaris in gebreke is gebleven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit is verstreken en dat er geen besluit is genomen. De rechtbank draagt de staatssecretaris op om binnen twintig weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens wordt de staatssecretaris veroordeeld tot betaling van een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500. Daarnaast zijn er bestuurlijke dwangsommen vastgesteld ter hoogte van € 1.442, en de staatssecretaris moet de proceskosten van eisers vergoeden tot een bedrag van € 437,50, evenals het griffierecht van € 187.