ECLI:NL:RBDHA:2025:12385

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
NL24.31620
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenvergoeding na prematuur ingediend beroep tegen besluit aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft verzoekster op 29 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 17 juni 2024 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen twintig weken een besluit te nemen. Verweerder heeft op 23 augustus 2024 de aanvraag afgewezen. Verzoekster trok haar beroep in en vroeg om een proceskostenvergoeding. De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op basis van artikel 8:54 van de Awb. De rechtbank overweegt dat de veroordeling in proceskosten geregeld is in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien het beroep op 9 augustus 2024 werd ingediend terwijl de beslistermijn van twintig weken nog niet was verstreken, is het beroep prematuur ingediend. Hierdoor is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van verweerder. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.31620

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster,

v-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. J. Singh),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 29 februari 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis voor verblijf bij [naam] (referent).
Bij uitspraak van 17 juni 2024 heeft deze rechtbank en zittingsplaats, het beroep van 29 februari 2024 gegrond verklaard en daarbij verweerder opgedragen om binnen een termijn van twintig weken een besluit op de aanvraag te nemen. [1]
Op 9 augustus 2024 heeft verzoekster opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de hierboven genoemde aanvraag.
Bij besluit van 23 augustus 2024 heeft verweerder de aanvraag van verzoekster afgewezen.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [3] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. In de uitspraak van 17 juni 2024 van deze rechtbank en zittingsplaats heeft de rechtbank aan verweerder een beslistermijn van twintig weken gegeven, waarbinnen hij een besluit bekend had moeten maken. Op het moment van het indienen van het beroep van 9 augustus 2024 was de door de rechtbank opgelegde beslistermijn van twintig weken nog niet verstreken. De beslistermijn is namelijk verstreken op 5 november 2024. Dit betekent dat het beroep prematuur is ingediend. Gelet hierop is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van verweerder.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af.
Deze uitspraak is gedaan op 10 juli 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Mohandes, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.