In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 14 juni 2024, wordt het beroep van eisers beoordeeld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eisers hebben beroep ingesteld omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op hun aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 10 juli 2023 is ontvangen en dat de staatssecretaris de beslistermijn met drie maanden heeft verlengd. Na het verstrijken van deze termijn hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld en beroep ingesteld.
De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De staatssecretaris moet binnen een termijn van acht weken na verzending van de uitspraak beslissen. Indien de staatssecretaris besluit tot nader onderzoek, moet het besluit binnen twintig weken na verzending van de uitspraak bekend worden gemaakt. De rechtbank legt een dwangsom op van € 100 per dag voor elke dag dat de staatssecretaris de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500. Daarnaast krijgen eisers een vergoeding van € 437,50 voor proceskosten en moet de staatssecretaris het griffierecht vergoeden.
De rechtbank wijst het verzoek van de staatssecretaris om de dwangsom te verlagen af, omdat de hoogte van de dwangsom is gebaseerd op landelijk beleid. De rechtbank onderkent de lastige situatie van de staatssecretaris, maar benadrukt dat het niet de taak van de bestuursrechter is om de problemen van de staatssecretaris op te lossen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen vier weken hoger beroep instellen.