ECLI:NL:RBDHA:2024:9663
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in asielzaak met betrekking tot verantwoordelijkheid Kroatië
In de zaak tussen [naam], verzoeker, en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de staatssecretaris niet in behandeling genomen. De reden hiervoor was dat Kroatië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Verzoeker heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening.
Het onderzoek naar de voorlopige voorziening begon op 30 mei 2024, maar werd geschorst vanwege de afwezigheid van een tolk. Op 12 juni 2024 werd het onderzoek hervat, waarbij verzoeker en zijn gemachtigde, alsook de gemachtigde van de staatssecretaris en een tolk aanwezig waren. Na het sluiten van het onderzoek ter zitting, heeft de rechtbank op dezelfde dag uitspraak gedaan in de aanverwante zaak met nummer NL24.18441.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat, aangezien er inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep, er geen noodzaak meer is voor een voorlopige voorziening. Het verzoek om een voorlopige voorziening is dan ook afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, in aanwezigheid van griffier I. Wolthuis, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.