ECLI:NL:RBDHA:2024:9666
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in asielzaak wegens niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over een verzoek tot proceskostenveroordeling in het kader van een asielaanvraag. De eiser, vertegenwoordigd door mr. F. Jansen, had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze zaak, niet tijdig had beslist op de asielaanvraag. Op 25 april 2024 heeft de verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen, waarna de eiser het beroep heeft ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten als het bestuursorgaan tegemoetkomt aan het beroep.
In dit geval heeft de rechtbank vastgesteld dat de verweerder is tegemoetgekomen aan het beroep van de eiser door alsnog op de aanvraag te beslissen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen en verweerder veroordeeld tot betaling van € 437,50 aan proceskosten. Dit bedrag is vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb), waarbij rekening is gehouden met de wegingsfactor van 0,5, gezien de aard van de zaak en het beperkte belang. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier, en is openbaar uitgesproken op 12 juni 2024.