Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2024 in de zaak tussen
mr. [eiser], uit [woonplaats], eiser,
de minister voor Rechtsbescherming, verweerder
Inleiding
1.2. Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.3. Verweerder heeft de geweigerde documenten met een beroep op artikel 8:29, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (de Awb) aan de rechtbank verstrekt. Op grond van artikel 8:29, zesde lid, van de Awb geldt reeds dat uitsluitend de bestuursrechter kennis neemt van de stukken waarvan op grond van de Woo om openbaarmaking of verstrekking is verzocht. De toestemming, bedoeld in artikel 8:29, vijfde lid, van de Awb is van rechtswege verleend.
1.4. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Beoordeling door de rechtbank
Op de zitting heeft eiser aangegeven dat het hem vooral te doen is om de geweigerde conceptversies van documenten en niet zozeer om de interne e-mailadressen. Daarom gaat de rechtbank eerst in op de gronden van eiser gericht tegen de weigering van de openbaarmaking van de conceptversies van documenten.
De rechtbank overweegt dat verweerder niet is gehouden om in alle gevallen naast de definitieve versie, ook alle conceptversies van een document openbaar te maken. Dit laat echter onverlet dat in zijn algemeenheid niet kan worden volgehouden dat conceptversies van documenten niet onder het bereik van de Woo kunnen vallen. Het kan immers in voorkomende gevallen nuttig zijn om kennis te nemen van de verschillen tussen concepten en de definitieve versie van een document. De vraag of een bestuursorgaan gehouden is conceptversies bij de beoordeling te betrekken hangt daarom met name af van de formulering van het Woo-verzoek. [7]