ECLI:NL:RBDHA:2024:9950

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
NL24.24401
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen maatregel van bewaring op grond van de Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser, die de Eritrese nationaliteit heeft en internationale bescherming geniet in Denemarken, heeft tegen het besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit beroep werd tevens aangemerkt als een verzoek om schadevergoeding.

De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, en de staatssecretaris was vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris bevoegd was om de maatregel van bewaring op te leggen, aangezien de noodzakelijke documenten voor de terugkeer naar Denemarken voorhanden waren of binnen korte termijn beschikbaar zouden zijn.

Eiser voerde aan dat de staatssecretaris onvoldoende voortvarend had gehandeld met betrekking tot zijn overdracht naar Denemarken. De rechtbank oordeelde echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend had gehandeld, aangezien er stappen waren ondernomen om de overdracht te regelen. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond was en wees ook het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.24401

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.A.M. Fikken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. K. Bruin).

Procesverloop

Bij besluit van 7 juni 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Dit beroep moet tevens worden aangemerkt als een verzoek om toekenning van schadevergoeding.
De rechtbank heeft het beroep op 19 juni 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [naam] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1987 en de Eritrese nationaliteit te hebben.
2. Uit de motivering van de maatregel en uit de overige stukken in het dossier volgt dat eiser internationale bescherming geniet in Denemarken. Verder volgt uit het dossier dat de voor de terugkeer naar Denemarken noodzakelijke bescheiden voorhanden zijn, dan wel binnen korte termijn voorhanden zullen zijn, zodat verweerder op grond van artikel 59, tweede lid, van de Vw bevoegd was tot het opleggen van de maatregel.
3. Hierbij wordt aangenomen dat het belang van de openbare orde de inbewaringstelling vordert. Dit rechtsvermoeden hoeft in beginsel niet aan de hand van persoonlijke feiten en omstandigheden te worden gemotiveerd. [1]
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend heeft gehandeld aan zijn overdracht naar Denemarken. De Deense autoriteiten hebben op 14 juni 2024 ingestemd met de terugkeer van eiser, maar vervolgens is niet gebleken dat verweerder een vlucht heeft geboekt.
5. De rechtbank volgt eiser hierin niet. Eiser is in bewaring gesteld op 7 juni 2024. Op 11 juni 2024 heeft verweerder gepoogd een vertrekgesprek met eiser te houden. Eiser weigerde echter zijn cel te verlaten en wilde met niemand spreken. Op 12 juni 2024 heeft verweerder de Deense autoriteiten geïnformeerd over de overdracht van eiser. De Deense autoriteiten hebben op 14 juni 2024 ingestemd met eisers terugkeer naar Denemarken. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) op 17 juni 2024 het akkoord van de Deense autoriteiten heeft ontvangen. Vervolgens heeft de DT&V op 18 juni 2024 de overdracht van eiser ingepland. Eiser zal op 26 juni 2024 worden overgedragen. Gelet op deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat verweerder voldoende voortvarend heeft gehandeld.
6. Tot slot leidt de ambtshalve toetsing niet tot het oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan op 21 juni 2024 door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 7 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:667.