In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft het verzoek op 16 januari 2023 afgewezen, omdat er gegronde redenen zijn om te twijfelen aan de identiteit en nationaliteit van eiser. Eiser heeft niet aangetoond dat hij al het mogelijke heeft gedaan om de benodigde documenten te verkrijgen die zijn identiteit en nationaliteit kunnen bevestigen. De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 behandeld, waarbij alleen de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig was, omdat eiser niet kon komen vanwege werkverplichtingen.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor naturalisatie. Eiser heeft een verblijfsvergunning op basis van de Regeling ter afwikkeling nalatenschap oude Vreemdelingenwet (RANOV), maar heeft niet de benodigde documenten overgelegd om zijn identiteit en nationaliteit te bewijzen. De rechtbank wijst erop dat eiser in eerdere procedures al niet in staat is gebleken om zijn identiteit en nationaliteit aan te tonen, en dat de staatssecretaris voldoende gemotiveerd heeft dat er gerede twijfel bestaat over deze aspecten.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de afwijzing van het naturalisatieverzoek door de staatssecretaris wordt bevestigd. Eiser krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.