ECLI:NL:RBDHA:2024:9961

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
NL24.10944
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig beslissen en prematuur beroep in bestuursrechtelijke procedure

Op 24 juni 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiser, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiser niet-ontvankelijk is verklaard. Dit oordeel is gebaseerd op de vaststelling dat de beslistermijn door het bestuursorgaan is overschreden, maar dat het beroep prematuur is ingesteld. Eiser heeft het beroep ingesteld voordat de wettelijke termijn van twee weken na de ingebrekestelling was verstreken. Hierdoor is niet voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft in haar overwegingen verwezen naar de relevante wetgeving en de voorwaarden die gelden voor het indienen van een beroep in dergelijke situaties. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om een rechterlijke dwangsom op te leggen, noch om proceskosten vast te stellen. De uitspraak is gedaan zonder zitting, en de rechtbank heeft de beslissing openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak.

De rechtbank heeft ook uiteengezet dat als een bestuursorgaan niet tijdig een besluit neemt, er mogelijkheden zijn voor het instellen van beroep, maar dat dit moet gebeuren binnen de gestelde termijnen. De uitspraak benadrukt het belang van het naleven van deze termijnen en de gevolgen van het niet tijdig indienen van een beroep. Eiser kan, indien hij het niet eens is met de uitspraak, binnen zes weken een verzetschrift indienen bij de rechtbank.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10944

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld.
Verweerder heeft de gelegenheid van verweer gehad.

Overwegingen

Voor het wettelijk kader en de aan het beroep ten grondslag liggende overwegingen verwijst de rechtbank naar de aan deze uitspraak gehechte bijlage.
Is de beslistermijn overschreden?
(X) Ja
( ) Nee
Is er een correcte ingebrekestelling en is het beroep meer dan twee weken later ingesteld?
( ) Ja
(X) Nee. Het beroep is ingesteld voordat twee weken zijn verstreken na de dag van de ingebrekestelling.
Is het beroep gegrond?
(X) Nee
Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk omdat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het instellen van beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
( ) Ja
Is er aanleiding om een rechterlijke dwangsom op te leggen?
( ) Ja
(X) Nee
Is er aanleiding om proceskosten vast te stellen?
( ) Ja
(X) Nee

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 24 juni 2024 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Bijlage

De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
Tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan beroep worden ingesteld. [2] Het beroepschrift kan worden ingediend als het bestuursorgaan niet tijdig een besluit heeft genomen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen. [3]
Als niet is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een beroep tegen niet tijdig beslissen, verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk.
Als een beschikking niet op tijd wordt genomen, is het bestuursorgaan een dwangsom verschuldigd voor elke dag (vanaf de vijftiende dag na ontvangst van de ingebrekestelling) dat het in gebreke is voor ten hoogste 42 dagen. Dit is de bestuurlijke dwangsom. De dwangsom bedraagt de eerste veertien dagen € 23,- per dag, de daaropvolgende veertien dagen € 35,- per dag en de overige dagen € 45,- per dag. Deze dwangsom kan slechts eenmaal worden vastgesteld. [4]
Specifiek voor het niet tijdig beslissen op asielaanvragen:
Met de Tijdelijke wet dwangsom heeft verweerder de bestuurlijke dwangsom afgeschaft in asielzaken. Dit is niet in strijd met het Unierecht. [5]
Als verweerder nog geen besluit heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat verweerder dit alsnog moet doen. Verweerder moet dit in beginsel doen binnen twee weken na het verzenden van de uitspraak. [6] Alleen in bijzondere gevallen kan de rechtbank een andere termijn bepalen. [7]
De rechtbank bepaalt dat verweerder bij het overschrijden van de door de rechtbank vastgestelde termijn een dwangsom verschuldigd is voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. [8] Dit is de rechterlijke dwangsom. Daarbij past de rechtbank het landelijke beleid toe. [9]
Als eiser is bijgestaan door een rechtsbijstandverlener, stelt de rechtbank een vergoeding vast van zijn kosten voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. [10] De zaak is van licht gewicht als het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden en/of een dwangsom is verbeurd.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, in samenhang met artikel 7:1, eerste lid, aanhef en onder f, van de Awb.
3.Artikel 6:12, tweede lid, van de Awb.
4.Artikel 4:17 van Awb.
5.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State 30 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3352.
6.Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
7.Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
8.Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
9.Gepubliceerd op www.rechtspraak.nl.
10.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht.