Beoordeling door de rechtbank
1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1998 en de Somalische nationaliteit te hebben.
2. Op 19 december 2020 heeft eiseres bij verweerder een aanvraag ingediend om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor verblijf bij haar Nederlandse partner [naam] . In het besluit van 23 december 2020 is deze aanvraag buiten behandeling gesteld. Op 17 mei 2021 heeft eiseres opnieuw een dergelijke aanvraag ingediend. In het besluit van 17 november 2021 is die aanvraag afgewezen.
3. In deze zaak gaat het om de aanvraag van eiseres van 1 december 2021 om verlening van een verblijfsdocumentwaaruit rechtmatig verblijf als burger van de Europese Unie blijkt. Hierbij heeft eiseres gesteld dat zij een afgeleid Unierechtelijk verblijfsrecht heeft als verzorgende ouder van een minderjarig Nederlands kind, [minderjarige] , dat tevens het kind is van de onder 2. genoemde partner van eiseres.
4. In het besluit van 2 augustus 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Volgens verweerder komt eiseres niet in aanmerking voor het gevraagde verblijfsdocument. Zij heeft namelijk een geldig verblijfsrecht in Zweden. Daardoor wordt haar kind niet gedwongen om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten. Het kind kan namelijk met eiseres mee naar Zweden. Daarnaast heeft eiseres volgens verweerder niet gedurende ten minste drie maanden aaneengesloten met haar kind en/of partner in Zweden samengewoond op basis van zelfstandige middelen van bestaan, zodat zij evenmin op die grond een Unierechtelijk verblijfsrecht heeft.
5. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. Op 31 januari 2023 is zij daarover gehoord door de ambtelijke hoorcommissie van verweerder. In het besluit van 3 april 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
6. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 3 april 2023. In de uitspraak van 16 november 2023heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle, het beroep van eiseres gegrond verklaard, het besluit van 3 april 2023 vernietigd en verweerder opgedragen om opnieuw op het bezwaar van eiseres te beslissen. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres geen verblijfsrecht in Nederland kan ontlenen aan haar zorgtaken voor [minderjarige] , aangezien zij een verblijfsrecht heeft in Zweden. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat verweerder terecht heeft geconcludeerd dat eiseres geen verblijfsrecht in Nederland kan ontlenen aan haar eerdere verblijf in Zweden, aangezien zij toen geen zelfstandige middelen van bestaan had. De rechtbank heeft echter ook geoordeeld dat verweerder niet deugdelijk heeft gemotiveerd waarom hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn bevoegdheid om ambtshalve te toetsen aan het recht op gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM.
7. Op 30 januari 2024 is eiseres opnieuw gehoord door de ambtelijke hoorcommissie van verweerder. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres opnieuw ongegrond verklaard.
8. In het bestreden besluit heeft verweerder opnieuw overwogen dat eiseres tijdens haar eerdere verblijf in Zweden niet beschikte over voldoende eigen middelen van bestaan, zodat zij aan dat verblijf geen Unierechtelijk verblijfsrecht in Nederland kan ontlenen. Ook heeft verweerder opnieuw overwogen dat eiseres een verblijfsrecht in Zweden heeft, zodat zij geen Unierechtelijk verblijfsrecht in Nederland heeft op de grond dat haar kind [minderjarige] anders de Europese Unie zou moeten verlaten. Verder heeft eiseres volgens verweerder in Nederland wel gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM met haar kind [minderjarige] , maar niet met haar partner. Eiseres heeft namelijk niet aangetoond dat zij met de heer [naam] is gehuwd of dat zij met hem samenwoont. Ook is er volgens verweerder wel sprake van privéleven in de zin van artikel 8 van het EVRM in Nederland. Verweerder vindt echter dat het belang van eiseres om in Nederland bij [minderjarige] en de heer [naam] te verblijven niet opweegt tegen het algemene belang van de Nederlandse Staat. Verweerder weegt in dat kader in het voordeel van eiseres mee dat zij een intensief gezinsleven heeft met [minderjarige] en dat zij niet terug kan naar Somalië vanwege de veiligheidssituatie aldaar. Verweerder weegt echter in het nadeel van eiseres mee dat het gezinsleven met de heer [naam] niet intensief is, dat zij nooit rechtmatig verblijf heeft gehad in Nederland, dat het economische belang van Nederland zwaar weegt aangezien niet is gebleken dat zij op korte termijn eigen middelen van bestaan zal hebben, dat gezinsleven in Zweden ook mogelijk is, dat haar banden met Zweden die met Nederland overstijgen en dat [minderjarige] eerder in Zweden heeft gewoond en met de hulp van eiseres een nieuw bestaan in Zweden kan opbouwen.
9. Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit. Onder verwijzing naar het beleid van verweerderwijst zij erop dat haar minderjarige zoon Nederlander is en in Nederland door haar wordt verzorgd en naar school gaat. Daarnaast voert eiseres aan dat haar huwelijk met de heer [naam] aantoonbaar in Zweden is geregistreerd en dat verweerder ten onrechte voorbijgaat aan het door haar overgelegde uittreksel van het [belastingkantoor]. Bovendien dient volgens eiseres een exclusieve partnerrelatie waaruit een kind is geboren te worden gelijkgesteld met een huwelijk. Eiseres wijst erop dat zij samen met haar man en kind een gezin vormt, dat haar man diepgeworteld is in Nederland en hier in zijn levensonderhoud voorziet en dat van het gezin, dat haar kind hier al geruime tijd naar school gaat en wel Nederlands maar geen Zweeds spreekt, en dat het onwenselijk is als zij met [minderjarige] zou worden gedwongen om apart van de heer [naam] in Zweden te gaan wonen. Verder voert eiseres aan dat haar privéleven in Nederland niet alleen bestaat uit haar eigen contacten, maar ook uit de contacten die zijn ontstaan in het kader van de opvoeding en verzorging van [minderjarige] . Ten slotte voert eiseres aan dat verweerder in de belangenafweging te weinig rekening heeft gehouden met de zwaarwegende factor dat sprake is van een Nederlands kind met een Nederlandse vader die hier beiden geworteld zijn, niet ten laste van de Staat komen en in het eigen onderhoud voorzien.
10. In het verweerschrift heeft verweerder meegedeeld dat hij het bestreden besluit handhaaft. Omdat niet is onderbouwd dat [minderjarige] de Europese Unie zal moeten verlaten, heeft eiseres geen Unierechtelijk verblijfsrecht. In het kader van artikel 8 van het EVRM is niet aangetoond dat eiseres gehuwd is met de heer [naam] . Er is namelijk geen vertaling beschikbaar van het overgelegde uittreksel. Ook heeft eiseres geen bewijsstukken opgestuurd waaruit blijkt dat zij met de heer [naam] samenwoont. In de belangenafweging is voldoende rekening gehouden met de belangen van [minderjarige] . Waar het gaat om het privéleven is niet gebleken van bijzondere banden met Nederland.
11. Ter zitting heeft verweerder desgevraagd meegedeeld dat de prejudiciële vragenvan deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, over het afgeleid Unierechtelijk verblijfsrecht zijn standpunt niet anders maken. Met deze vragen wenst de rechtbank van het Hof van Justitie van de Europese Unie te vernemen of in situaties zoals die van eiseres nader onderzoek moet plaatsvinden naar het belang van het kind en het gezinsleven, en of dit vervolgens moet worden betrokken bij de beoordeling van de vraag of er een afgeleid Unierechtelijk verblijfsrecht moet worden verleend. Verweerder heeft daarbij verwezen naar jurisprudentiewaaruit volgens hem volgt dat met het bestreden besluit het effectieve genot van het Unierecht niet aan eiseres en haar kind worden ontzegd omdat zij niet worden gedwongen de Europese Unie te verlaten. Daarnaast is verweerder bij zijn standpunt over artikel 8 van het EVRM gebleven.
12. De rechtbank zal het bestreden besluit toetsen aan de hand van de beroepsgronden.
13. Op grond van artikel 21 van het VWEUen artikel 7 van de Verblijfsrichtlijnheeft het familielid van een Unieburger een verblijfsrecht in Nederland als hij zich bij dat familielid voegt en dat familielid gedurende ten minste drie maanden met hem in een andere lidstaat heeft verbleven op basis van zelfstandige middelen van bestaan.
14. Op grond van artikel 20 van het VWEU en het arrest Chavez-Vilchezkomt aan een derdelander-ouder van een kind dat Unieburger is verblijfsrecht toe wanneer het ontzeggen van verblijf aan de ouder ertoe zou leiden dat het kind wordt gedwongen om het grondgebied van de Europese Unie te verlaten.
15. Iedereen heeft recht op respect voor zijn familie- en gezinsleven en voor zijn privéleven. Dat staat in artikel 8 van het EVRM. Onder privéleven wordt verstaan: het geheel van banden dat een vreemdeling met een land is aangegaan. De aanwezigheid van privé- of gezinsleven leidt niet meteen tot een verplichting om een verblijfsvergunning te verlenen. Die verplichting ontstaat pas wanneer de belangen van de vreemdeling zwaarder wegen dan het algemene belang van Nederland. In een belangenafweging moet een goed evenwicht (
fair balance) worden gevonden tussen de belangen van de vreemdeling enerzijds, en die van de Nederlandse Staat anderzijds. Hierbij moeten alle relevante omstandigheden van het individuele geval worden betrokken. De bestuursrechter toetst zonder terughoudendheid, met andere woorden: volledig, of alle relevante omstandigheden in de beoordeling zijn betrokken. De bestuursrechter toetst vervolgens met enige terughoudendheid of het samenstel van deze omstandigheden heeft geleid tot een juiste conclusie. Dit komt doordat verweerder hierbij beoordelingsruimte heeft (
margin of appreciation).
Unierechtelijk verblijfsrecht
16. Eiseres betwist niet dat zij in Nederland geen Unierechtelijk verblijfsrecht heeft op grond van artikel 21 van het VWEU en artikel 7 van de Verblijfsrichtlijn. Wel betwist eiseres dat zij geen afgeleid Unierechtelijk verblijfsrecht zou hebben op grond van artikel 20 van het VWEU en het arrest Chavez-Vilchez. Ondanks dat hierover een oordeel is gegeven in de uitspraak van 16 november 2023, heeft verweerder op dit punt een nieuwe beoordeling gemaakt. Uit pagina 3 van het bestreden besluit blijkt dat verweerder hierbij heeft bekeken of er sinds de uitspraak van 16 november 2023 sprake is van gewijzigde feiten of omstandigheden. Gelet hierop heeft de rechtbank zich hierover in deze uitspraak opnieuw uit te spreken.
17. Niet in geschil is dat de afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en [minderjarige] zodanig sterk is dat hij eiseres naar haar verblijfplaats zal volgen. Gelet hierop doet zich de vraag voor of van eiseres en [minderjarige] mag worden verwacht dat zij zich wederom in Zweden vestigen, waarbij niet valt uit te sluiten dat zij gescheiden zullen moeten gaan leven van hun echtgenoot en vader. Verweerder heeft immers de stelling van eiseres niet betwist dat de heer [naam] diepgeworteld is in Nederland en hier voorziet in zijn levensonderhoud. In dit kader acht de rechtbank van groot belang dat het Hof van Justitie van de Europese Unie in het arrest Chavez-Vilchez heeft benadrukt dat rekening moet worden gehouden met het recht op eerbiediging van het gezinsleven, in samenhang met de verplichting tot inachtneming van het hogere belang van het kind zoals dat is neergelegd in artikel 24 van het Handvest.In dit artikel staat dat ieder kind recht heeft op regelmatig persoonlijke betrekking en rechtstreekse contacten met zijn beide ouders.
18. De rechtbank stelt vast dat verweerder zich hierover in het bestreden besluit niet heeft uitgelaten en zich heeft beperkt tot de omstandigheid dat [minderjarige] niet wordt gedwongen om de Europese Unie te verlaten. Verweerder heeft zodoende ten onrechte niet beoordeeld hoe de relatie tussen [minderjarige] en zijn Nederlandse vader is, en of gelet daarop van [minderjarige] en eiseres kan worden verwacht om zich mogelijk zonder hun vader en echtgenoot opnieuw in Zweden te vestigen. Daarom heeft verweerder onvoldoende deugdelijk gemotiveerd dat aan eiseres geen afgeleid Unierechtelijk verblijfsrecht toekomt.
19. In bezwaar heeft eiseres onder meer een uittreksel van het [belastingkantoor] overgelegd. Verweerder heeft hier geen enkele waarde aan gehecht omdat eiseres hiervan geen vertaling heeft overgelegd. In de wetstaat echter dat een vertaling alleen mag worden vereist voor zover dit noodzakelijk is. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in dit geval zonder vertaling uit dit uittreksel had kunnen afleiden dat eiseres met de heer [naam] gehuwd is. Zijn naam is namelijk duidelijk op het uittreksel zichtbaar onder het kopje ‘Make’. Verweerder had met betrekkelijk weinig moeite moeten kunnen achterhalen dat dit ‘Echtgenoot’ betekent, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een online vertaalmachine of desnoods een blik in het woordenboek. Temeer nu verweerder niet heeft betwist dat dit soort uittreksels in algemene zin bewijs kunnen opleveren van een huwelijk, heeft verweerder zich ten onrechte op het standpunt gesteld dat geen sprake is van gezinsleven tussen eiseres en de heer [naam] .
20. Daar komt nog bij dat volgens verweerders eigen Werkinstructie 2020/16 "Richtlijnen voor de toepassing van artikel 8 EVRM" dient te worden beoordeeld of sprake is van een partnerrelatie die op gelijke wijze als een huwelijk wordt ingevuld en dat samenwoning hiervoor geen vereiste is. Nu verweerder zich op dit onderdeel heeft beperkt tot de overweging dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij met de heer [naam] samenwoont, is ook op dit punt niet deugdelijk gemotiveerd dat geen sprake zou zijn van gezinsleven.
21. Hieruit vloeit voort dat verweerder de aanwezigheid van gezinsleven niet juist heeft vastgesteld. De door verweerder gemaakte belangenafweging bouwt voort op deze vaststelling. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat de belangenafweging ook in het nadeel van eiseres zou zijn uitgevallen als wel zou zijn uitgegaan van gezinsleven met de heer [naam] . Dit standpunt volgt de rechtbank echter niet, omdat dit geen blijk geeft van een volledige en evenwichtige belangenafweging op basis van alle relevante omstandigheden. Hierbij is van belang dat in het bestreden besluit nadrukkelijk in het nadeel van eiseres is meegewogen dat er geen sprake zou zijn van intensief gezinsleven met de heer [naam] , terwijl dit laatste met de gegeven motivering geen stand kan houden.