ECLI:NL:RBDHA:2024:9973

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 juni 2024
Publicatiedatum
27 juni 2024
Zaaknummer
NL23.20250
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en proceskostenvergoeding in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft verzoekster, een Afghaanse nationaliteit, op 12 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 26 september 2021. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 augustus 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag. Verzoekster heeft op 18 september 2023 het beroep ingetrokken en verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en het onderzoek gesloten zonder behandeling op een zitting. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster, waardoor het verzoek als kennelijk gegrond wordt toegewezen. De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.20250

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , verzoekster,

geboren op [geboortedatum]
van Afghaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. L.M. Ligtvoet-van Tuijn),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 12 juli 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag van 26 september 2021.
De staatssecretaris heeft op 29 augustus 2023 een inwilligend besluit genomen op de aanvraag.
Verzoekster heeft op 18 september 2023 het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om de staatssecretaris te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft partijen laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.
2. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
3. Verzoekster heeft de aanvraag ingediend op 26 september 2021. Bij brief van 28 oktober 2021 heeft de staatssecretaris verzoekster bericht dat de beslistermijn op haar aanvraag wordt verlengd met een jaar. Dit in verband met het besluitmoratorium dat de staatssecretaris op 11 augustus 2021 heeft ingesteld voor asielaanvragen van personen uit Afghanistan. Bij besluit van 13 juli 2022, in werking getreden op 22 juli 2022, heeft de staatssecretaris het besluitmoratorium beëindigd. Bij brief van 7 december 2022 heeft de staatssecretaris verzoekster bericht dat de beslistermijn op haar aanvraag wordt verlengd op grond van artikel 42, vierde lid van de Vreemdelingenwet (Vw). De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in het geval van verzoekster op 26 juni 2023 eindigen. Op grond van artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw kan de termijn, als bedoeld in het eerste lid, met ten hoogste negen maanden worden verlengd, indien een groot aantal vreemdelingen tegelijk een aanvraag indient waardoor het in de praktijk zeer moeilijk is de procedure binnen de termijn van zes maanden af te ronden. De beslistermijn eindigde daarom op 8 juni 2023. Bij brief van 15 juni 2023 heeft verzoekster de staatssecretaris in gebreke gesteld.
4. Gelet op de gedingstukken en het hiervoor weergegeven procesverloop is de staatssecretaris tegemoet gekomen aan het beroep van verzoekster.
5. Het verzoek wordt daarom als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van F.Q. Peters, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.