In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2024, wordt het beroep van eiser, in zijn hoedanigheid als wettelijk vertegenwoordiger van zijn minderjarige zoon, beoordeeld. Eiser had bezwaar gemaakt tegen het toekenningsbesluit van 30 november 2021, waarbij aan hem en zijn vrouw een persoonsgebonden budget (pgb) van € 28.080,- was toegekend voor de zorg van hun zoon, die lijdt aan een taalontwikkelingsstoornis, een autismespectrumstoornis en een lichte verstandelijke beperking. De rechtbank constateert dat het college van burgemeester en wethouders van Den Haag niet bevoegd was om op het bezwaar van eiser te beslissen, en dat het bestreden besluit van 20 april 2022 vernietigd moet worden. Eiser had bezwaar gemaakt tegen de voorwaarde dat het budget via de Sociale Verzekeringsbank (SVB) aan de zorgverlener moest worden uitbetaald. De rechtbank oordeelt dat het besluit van 30 november 2021 een wijzigingsbesluit is en dat het beroep gegrond is. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht. Daarnaast heeft eiser een verzoek om schadevergoeding ingediend wegens overschrijding van de redelijke termijn, maar dit verzoek wordt afgewezen omdat de rechtbank in een andere zaak al schadevergoeding heeft toegekend. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.