ECLI:NL:RBDHA:2025:10098

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
NL25.10227 en NL25.10228
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Ghanese homoseksuele man op basis van ongeloofwaardigheid van zijn verklaringen

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag geoordeeld over de asielaanvraag van een man afkomstig uit Ghana, die stelt dat hij homoseksueel is en daardoor in zijn thuisland problemen ondervindt. De man heeft in 2022 een asielaanvraag ingediend, die is afgewezen omdat de autoriteiten zijn homoseksualiteit niet geloofden. In een opvolgende aanvraag in 2023 heeft hij opnieuw asiel aangevraagd, maar ook deze aanvraag werd afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft de verklaringen van de man als summier en oppervlakkig beoordeeld, en vond dat hij niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claims over zijn seksuele geaardheid en de problemen die hij in Ghana zou ondervinden. De rechtbank volgde de argumenten van de verweerder, die stelde dat de man niet overtuigend had verklaard over zijn homoseksualiteit en de gevolgen daarvan. De rechtbank heeft het beroep van de man ongegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om gedetailleerde en samenhangende verklaringen te geven over hun asielmotieven, vooral in zaken die betrekking hebben op seksuele geaardheid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummers: NL25.10227 (beroep)
NL25.10228 (voorlopige voorziening)
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , eiser/ verzoeker (hierna: eiser),

V-nummer: [#]
(gemachtigde: mr. A.S. Sewman)
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. A. de Graaf).

Samenvatting

1. Eiser is afkomstig uit Ghana. Hij stelt dat hij homoseksueel is en daardoor problemen heeft gekregen in Ghana. Daarom wil hij als vluchteling asiel krijgen in Nederland.
1.1.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen. Verweerder gelooft namelijk niet dat eiser homoseksueel is. Ook de gestelde problemen daardoor gelooft verweerder niet. De rechtbank volgt verweerder hier in. De verklaringen die eiser heeft afgelegd heeft verweerder niet inzichtelijk, summier en oppervlakkig mogen vinden.

Procesverloop

2. Eiser stelt de Ghanese nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 2000. Hij heeft op 12 februari 2022 een asielaanvraag als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) ingediend. Daaraan heeft hij ten grondslag gelegd dat hij in Ghana is bedreigd door de familie van een vrouw en kinderen die tijdens een aanrijding met eiser zijn omgekomen. Ook vreest hij voor de Ghanese autoriteiten, omdat hij zich niet aan zijn meldplicht heeft gehouden. Verweerder heeft die aanvraag bij besluit van 24 februari 2022 afgewezen. Het hiertegen ingestelde beroep is ongegrond verklaard bij uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle van 3 mei 2022. [1] Deze uitspraak staat in rechte vast.
2.1.
Op 4 april 2023 heeft eiser een opvolgende asielaanvraag ingediend. Hieraan legt eiser ten grondslag dat hij homoseksueel is. In Ghana vreest hij daarom voor zijn leven. Verweerder heeft deze aanvraag met het bestreden besluit van 25 februari 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. Ook heeft verweerder aan eiser een inreisverbod van twee jaar uitgevaardigd.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Ook heeft hij de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen die ertoe strekt dat hij niet kan worden uitgezet totdat de rechtbank op het beroep heeft beslist.
2.3.
Het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening zijn op 22 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, [naam 1] als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Het bestreden besluit

3. Het relaas van eiser bevat volgens verweerder twee asielmotieven:
Eisers identiteit, nationaliteit en herkomst.
Eisers gestelde homoseksuele geaardheid en de daaruit volgende problemen.
3.1.
Verweerder vindt eisers identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig. Eisers gestelde homoseksuele geaardheid vindt verweerder echter ongeloofwaardig. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen. Volgens verweerder verklaart eiser summier en oppervlakkig over hoe hij in verband met zijn relatie met [naam 2] erachter kwam dat hij op mannen viel. Verder heeft eiser ongerijmd verklaard over het gedrag en advies van zijn ouders. Ook heeft eiser summier en oppervlakkig verklaard over zijn relaties met [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . Tevens heeft eiser weinig kennis over de situatie voor homoseksuelen in Ghana. Eisers lidmaatschap van het COC in Nederland weegt volgens verweerder niet op tegen zijn vage, oppervlakkige en wisselende verklaringen. Ook heeft eiser niet precies kunnen verklaren wat het COC organiseerde. Verder wordt eiser aangerekend dat hij niet weet hoe de lhbti-club in Deventer, waar hij vaak zou zijn geweest, heette en dat hij summier verklaart over de uiting van zijn geaardheid in Nederland. De problemen die eiser stelt te hebben gehad in Ghana wegens zijn homoseksuele geaardheid gelooft verweerder daarom ook niet. Ook heeft eiser tegenstrijdig en vaag verklaard over zijn stelling dat zijn broer vanwege hem is aangevallen.
3.2.
Verweerder heeft de asielaanvraag afgewezen als kennelijk ongegrond op basis van artikel 31, eerste lid, van de Vw en artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vw.

Beoordeling door de rechtbank

4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
Heeft verweerder in het bestreden besluit het toetsingskader juist gehanteerd?
5. Eiser voert aan dat het toetsingskader van verweerder onduidelijk is. Dit schaadt eiser in zijn procesbelangen. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft beschreven, gebruikt hij voor de beoordeling van een lhbti-asielrelaas twee werkinstructies: Werkinstructie 2024/6, zijnde een algemene werkinstructie voor de geloofwaardigheidsbeoordeling van asielrelazen, en Werkinstructie 2019/17, die specifiek ziet op de geloofwaardigheidsbeoordeling van asielrelazen waar een lhbti-geaardheid aan ten grondslag ligt. Volgens eiser komt er in Werkinstructie 2024/6 meer gewicht toe aan objectieve bewijzen, terwijl in Werkinstructie 2019/17 wordt gewezen op een integrale geloofwaardigheidsbeoordeling omdat een homoseksuele geaardheid moeilijk te bewijzen is met documenten. Het is onduidelijk hoe deze werkinstructies zich tot elkaar verhouden.
5.1.
De rechtbank volgt eiser niet. Ter toelichting dient het volgende.
5.2.
Sommige asielmotieven laten zich moeilijker onderbouwen door documenten dan andere. Dit kan zo zijn bij een asielrelaas dat betrekking heeft op de seksuele geaardheid van de vreemdeling. Naar het oordeel van de rechtbank betekent dit echter niet dat bij de beoordeling van moeilijker met documenten te onderbouwen asielmotieven niet mag worden betrokken dat de vreemdeling die asielmotieven niet met documenten kan staven. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de vreemdeling in dat geval nog wel de gelegenheid heeft zijn asielmotieven geloofwaardig te maken door samenhangende en aannemelijke verklaringen daarover af te leggen. Verweerder heeft ter zitting in dit verband terecht opgemerkt dat in Werkinstructie 2019/17 is neergelegd dat bij lhbti-asielrelazen het zwaartepunt ligt op de verklaringen van de vreemdeling en niet op de documenten. [2]
5.3.
Verweerder is bij de beoordeling van eisers asielaanvraag gebonden aan zowel Werkinstructie 2019/17 als Werkinstructie 2024/6. Deze werkinstructies bijten elkaar, zoals verweerder terecht heeft gesteld op zitting, in beginsel niet. Verweerder beoordeelt met de nieuwe Werkinstructie 2024/6 namelijk nog steeds alle elementen in samenhang. [3] De integrale geloofwaardigheidsbeoordeling zoals beschreven in Werkinstructie 2019/17, geldt dus ook na de inwerkingtreding van Werkinstructie 2024/6. Dat de term ‘integrale geloofwaardigheidsbeoordeling’ niet voorkomt in Werkinstructie 2024/6, terwijl deze wel voorkwam in de voorloper daarvan, Werkinstructie 2010/14, maakt dat niet anders. Deze wijze van beoordeling voldoet aan de eisen van het Europese recht ten aanzien van asielaanvragen. Volgens die eisen moet verweerder immers een volledig en ex nunc onderzoek doen dat zowel de feitelijke als de juridische gronden omvat, met inbegrip van een onderzoek van de behoefte aan internationale bescherming overeenkomstig Richtlijn 2011/95/EU.
De beroepsgrond faalt.
Heeft verweerder de gestelde homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig mogen achten?
6. Eiser voert aan dat verweerder zijn asielrelaas onjuist heeft beoordeeld. Eiser heeft wel samenhangend en aannemelijk verklaard. Hij voert hiertoe een aantal argumenten aan. Daarnaast voert eiser aan dat verweerder bij de besluitvorming geen rekening heeft gehouden met eisers referentiekader. Eiser heeft weinig onderwijs genoten. Hij stopte met school toen hij twaalf jaar oud was. Zijn asielrelaas begint wanneer eiser de leeftijd van dertien jaar heeft bereikt. Eiser voert aan dat niet van hem kan worden verwacht dat hij in zijn kindertijd al stilstond bij zijn seksuele geaardheid. Dat eiser zijn gevoelens bij gebeurtenissen in het verleden niet inzichtelijk heeft gemaakt, kan hem dan ook niet worden tegengeworpen. Ter zitting heeft eisers gemachtigde in dit kader ook aangevoerd dat verweerder geen rekening heeft gehouden met eisers culturele achtergrond, waardoor eiser minder goed weet te verklaren over zijn gevoelens.
6.1.
De rechtbank volgt eiser in aantal van de door hem aangevoerde argumenten. In zijn andere aangevoerde argumenten volgt de rechtbank eiser niet. Ter toelichting dient het volgende.
6.2.
Verweerder heeft tegengeworpen dat eiser niet inzichtelijk heeft verklaard over het begrip ‘gay’. Ook zou hij kort en vaag hebben verklaard over het besef dat hij homoseksuele gevoelens had en wat dat voor hem betekende. Eiser voert naar aanleiding daarvan aan dat hij, als het gaat om het woord 'gay', een authentiek verhaal heeft verteld. Hij wist dat dit woord een negatieve lading heeft, maar hij wist niet wat het woord betekent. Gezien eisers leeftijd is dit plausibel. Eiser laat hiermee zien dat hij een open gesprek heeft gevoerd met verweerder. Hij durft immers ook uit te spreken wat hij nog niet wist aangaande zijn seksuele geaardheid. Eiser voert ook aan dat zijn relatie met [naam 2] begon op dertienjarige leeftijd. Vanwege de jonge leeftijd kan eiser niet worden verweten dat hij thans niet goed onder woorden kan brengen op welk moment eiser besefte gevoelens te hebben voor [naam 2] , aldus eiser.
6.2.1.
De rechtbank volgt eiser niet. Verweerder mocht eiser tegenwerpen dat hij niet inzichtelijk heeft gemaakt wat het begrip ‘gay’ voor hem betekende. Verweerder mocht ook van eiser verwachten dat hij bepaalde gedachten en gevoelens had toen hij besefte wat homoseksualiteit inhoudt en stellen dat eiser oppervlakkig en vaag verklaarde over zijn eerste bewustwording over zijn homoseksuele gevoelens. Eiser heeft hierover louter verklaard dat hij eerst boos was en dat hij later begreep dat hij ‘ook zo is’. Daarna stelt hij blij te zijn geweest. Als verweerder doorvraagt herhaalt hij dit laatste, telkens in iets andere bewoordingen. [4] Dat eiser jong was, betekent niet dat van hem niet kan worden verwacht dat hij meer details geeft. Uit eisers verklaringen blijkt immers ook dat hij toen wel wist dat het in zijn omgeving niet werd geaccepteerd. [5] Ook mocht verweerder eiser tegenwerpen dat hij summier en oppervlakkig heeft verklaard over zijn eerste relatie, namelijk die met [naam 2] . Hoewel eiser ten tijde van zijn relatie met [naam 2] pas dertien jaar oud was, mocht verweerder wel van eiser verwachten dat hij iets kon vertellen over deze relatie. Daar komt bij dat eiser in het nader gehoor zelf heeft verklaard dat hij liefdesgevoelens voor [naam 2] ontwikkelde, maar eiser kon deze liefdesgevoelens vervolgens niet inzichtelijk maken. [6] Dat mag hem worden tegengeworpen.
6.3.
Volgens verweerder rijmt het niet dat eisers ouders hem enerzijds hebben vastgebonden en geslagen en hem anderzijds advies gaven om discreet te blijven. Eiser voert aan dat verweerder niet heeft mogen oordelen dat eiser ongerijmd heeft verklaard over het gedrag van zijn ouders. Eiser stelt dat zijn ouders hem geen vriendelijk advies gaven, maar eisers geaardheid juist geprobeerd hebben te veranderen. Dit is in lijn met de mishandelingen van zijn ouders, aldus eiser.
6.3.1.
De rechtbank volgt eiser op dit punt. Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom het niet voorstelbaar is dat de ouders van eiser hem hadden geadviseerd om zijn homoseksuele geaardheid te verbergen en dat zij op een ander moment in de tijd hun zoon hebben mishandeld. Verweerder moet beter onderbouwen dat de verklaringen over het gedrag van eisers ouders ongerijmd is.
6.4.
Volgens verweerder mag van eiser verwacht worden dat hij inzichtelijker en gedetailleerder kan verklaren over zijn relatie met [naam 3] , omdat hij twee jaar lang een relatie met [naam 3] heeft gehad. Eiser voert aan dat hij voldoende heeft verklaard over zijn relatie met [naam 3] . Eiser voert hierover aan dat verweerder eiser expliciet vroeg of hij één van de mooiste herinneringen met [naam 3] kan opnoemen. Eiser heeft toen één van zijn herinneringen benoemd, namelijk dat [naam 3] hem meermaals heeft bevrijd toen hij werd vastgebonden door zijn ouders. Verweerder heeft daarna niet meer gevraagd naar andere herinneringen met [naam 3] . Daarom kan verweerder eiser niet tegenwerpen dat hij onvoldoende heeft verklaard over zijn relatie met [naam 3] .
6.4.1.
De rechtbank volgt verweerder. Eiser heeft verklaard dat de mooiste herinnering aan [naam 3] is dat hij met [naam 3] uitging en dat dat iedere keer een nieuwe ervaring was voor eiser. Naar aanleiding van vragen hierover heeft eiser geantwoord dat [naam 3] hem steunde, ze elkaar hielpen en dat [naam 3] ervoor zorgde dat eiser werd vrijgelaten, als hij was vastgebonden. [7] Verweerder mocht eiser tegenwerpen dat hij oppervlakkig en summier heeft verklaard over zijn relatie met [naam 3] , mede gelet op het feit dat eiser twee jaar lang een relatie met [naam 3] heeft gehad. Verweerder heeft eiser ook meermaals gewezen op het belang van het afleggen van persoonlijke, gedetailleerde verklaringen. Eiser heeft ook niet alsnog meer uitgelegd over zijn mooiste herinneringen met [naam 3] .
6.5.
Verweerder stelt dat hoewel eiser de relatie met [naam 4] aan het opbouwen is, deze relatie een zeer recente relatie betreft en eiser tijdens het gehoor al ongeveer één jaar een relatie met hem had. Eiser voert aan dat verweerder hem niet kan verwijten dat hij niet veel weet te vertellen over zijn huidige relatie met [naam 4] . Eiser heeft een afstandsrelatie met [naam 4] en hij leert [naam 4] nog kennen. Eiser begrijpt niet waarom dit authentieke verhaal niet positief bijdraagt aan zijn asielmotief.
6.5.1.
De rechtbank volgt eiser hierin. De omstandigheid dat het een prille relatie is en er afstand bestaat tussen beiden, beïnvloedt de mate van het geven van details in negatieve zin. Dit geldt ook voor hetgeen eiser overigens in dit verband heeft verklaard, namelijk dat hij niet veel vertrouwen heeft in [naam 4] omdat hij afhoudend lijkt in het contact en dat hij bang is dat zijn hart wordt gebroken door hem. [8] Verweerder moet beter motiveren waarom hij geen waarde hecht aan de verklaringen over [naam 4] .
6.6.
Eiser heeft verklaard dat hij vaak naar een lhbti-club in Deventer is geweest. Dat hij dan niet weet hoe de club heet, rekent verweerder eiser aan. Eiser voert aan dat verweerder hem niet mag tegenwerpen dat hij de naam niet weet van de lhbti-club in Deventer. Eiser denkt dat de club ‘Hip-Hop hotel’ heet, maar weet dit niet zeker. Eiser weet wel de weg naar de club te vinden, aldus eiser.
6.6.1.
De rechtbank volgt verweerder op dit punt. Verweerder vroeg om de naam van de lhbti-club en mocht het opvallend vinden dat eiser die niet kon vertellen. Verweerder heeft de naam ‘Hip-Hop hotel’ niet gevonden als zijnde club of hotel in Deventer. Daarbij komt dat eiser, zoals verweerder terecht heeft gesteld, in de correcties en aanvullingen of in beroep niet alsnog de juiste naam heeft genoemd. Dit lag op zijn weg om te doen. Dat eiser stelt dat hij wel de weg weet te vinden naar de club, doet hier niet aan af.
6.7.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser blijft steken in ‘algemeenheden’ over het uiten van zijn geaardheid in Nederland. Eiser voert aan dat verweerder zich niet op dat standpunt mocht stellen.
6.7.1.
De rechtbank volgt eiser op dit punt. Eiser heeft verklaard dat hij in alle vrijheid zijn geaardheid wenst te tonen en dat hij een relatie wil opbouwen. [9] Verweerder heeft onvoldoende gemotiveerd waarom eisers verklaringen over de wijze waarop hij zijn homoseksuele geaardheid in Nederland wil uiten, summier zijn. Het is onduidelijk wat verweerder in dit kader nog meer van eiser verlangt.
6.8.
Aldus blijven de tegenwerpingen genoemd in 6.2, 6.4 en 6.6 gehandhaafd. Ook zijn geen gronden aangevoerd tegen de standpunten van verweerder dat eiser weinig kennis heeft over de situatie voor homoseksuelen in Ghana en dat eiser niet duidelijk verklaart over de activiteiten van het COC waar hij bij was. De rechtbank gaat daar dan ook van uit. Verweerder heeft wel erkend dat eiser lid is van het COC in Nederland, maar gesteld dat dit niet opweegt tegen eisers vage, oppervlakkige en wisselende verklaringen. De rechtbank volgt niet dat eiser wisselend heeft verklaard. De resterende afweging van verweerder volgt de rechtbank wel. Verweerder mocht stellen dat eiser op relevante punten te vaag en oppervlakkig heeft verklaard over zijn geaardheid om geloofwaardig te zijn. Ten aanzien van eisers referentiekader overweegt de rechtbank dat dit eisers oppervlakkige verklaringen niet rechtvaardigt. Daarbij houdt de rechtbank er rekening mee dat bij verweerder een bepaalde expertise aanwezig is over de mate van gedetailleerdheid van de verklaringen in dit soort zaken, hetgeen tot een enigszins terughoudende toets leidt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verweerder de homoseksuele geaardheid van eiser ongeloofwaardig heeft mogen achten. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
7. Verweerder heeft de aanvraag mogen afwijzen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt.
7.1.
Nu de rechtbank deze beslissing neemt over eisers beroep, is er geen aanleiding meer om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daartoe dan ook af.
7.2.
Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. T.N. van Rijn, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. S.L. Clemens, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan, voor zover het de hoofdzaak betreft, een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Werkinstructie 2019/17 Horen en beslissen in zaken waarin lhbti-gerichtheid als asielmotief is aangevoerd, onder paragraaf 3.
3.Zie ook ECLI:NL:RBDHA:2025:3440, onder 4 e.v.
4.Verslag gehoor p. 20-23.
5.Verslag gehoor p. 19.
6.Verslag gehoor p. 21.
7.Verslag gehoor p. 25.
8.Verslag gehoor p. 44.
9.Verslag gehoor p. 43.