ECLI:NL:RBDHA:2025:10100

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
11 juni 2025
Zaaknummer
NL25.4941
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard wegens gebrek aan procesbelang na vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Jemenitische nationaliteit, had op 8 januari 2024 een asielaanvraag ingediend in Nederland. Echter, op 20 november 2024 is hij met onbekende bestemming vertrokken uit de opvang van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) en heeft sindsdien geen contact meer gehad met zijn gemachtigde. De minister van Asiel en Migratie heeft op 31 januari 2025 de aanvraag buiten behandeling gesteld, omdat eiser niet meer bereikbaar was en geen procesbelang meer had. De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld, maar vastgesteld dat hij geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt het belang van procesbelang in asielprocedures en de gevolgen van het niet onderhouden van contact door de asielzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.4941

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.S. Frickus),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: drs. J.M. Sidler).

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (asielaanvraag) buiten behandeling gesteld. Daarnaast heeft verweerder eiser een bevel tot onmiddellijke terugkeer naar Griekenland gegeven.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft tevens de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De rechtbank heeft het beroep, tezamen met eisers verzoek om een voorlopige voorziening (NL25.4943), op 23 mei 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiser is geboren op [geboortedatum] 1998 en heeft de Jemenitische nationaliteit.
1.2.
Op 8 januari 2024 heeft eiser een asielaanvraag in Nederland ingediend. Uit onderzoek in Eurodac is gebleken dat eiser internationale bescherming heeft in Griekenland.
1.3.
Op 16 januari 2025 heeft verweerder een voornemen uitgebracht tot het buiten behandeling stellen van eisers asielaanvraag op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Hieraan ligt ten grondslag dat uit informatie van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) blijkt dat eiser op 20 november 2024 met onbekende bestemming uit de opvang is vertrokken en dat verder is gebleken dat eiser geen contact meer heeft met zijn gemachtigde. Verweerder heeft eiser in het voornemen in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken contact op te nemen met de bevoegde autoriteiten. In het voornemen is opgenomen dat als eiser dit niet doet, zijn asielaanvraag buiten behandeling zal worden gesteld. In het voornemen staat verder dat verweerder van plan is een terugkeerbesluit gericht op Jemen op te leggen en een inreisverbod tegen eiser uit te vaardigen voor de duur van twee jaar. Eisers gemachtigde heeft op 28 januari 2025 een zienswijze ingediend. Vervolgens heeft verweerder op 31 januari 2025 het bestreden besluit genomen.
Het bestreden besluit
2. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser buiten behandeling gesteld op grond van artikel 30c, eerste lid, aanhef en onder c, van de Vw. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. Verweerder heeft eiser in het bestreden besluit geen terugkeerbesluit gericht op Jemen opgelegd en ook geen inreisverbod, omdat eiser internationale bescherming heeft in Griekenland. Verweerder heeft eiser wel, met toepassing van artikel 62a, derde lid, van de Vw, een bevel tot onmiddellijke terugkeer naar Griekenland gegeven.
Procesbelang bij het beroep
3.1.
De rechtbank ziet zich ambtshalve gesteld voor de vraag of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep.
3.2.
Indien een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, dient er in beginsel van uit te worden gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Op basis van een melding dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken (‘mob-melding’) mag het beroep dus in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard wegens gebrek aan procesbelang. Dit is anders als een vreemdeling na die melding nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt en dus kan worden aangenomen dat hij nog prijs stelt op bescherming in Nederland. Het voorgaande volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de richtinggevende uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
3.3.
Niet is weersproken dat eiser op 20 november 2024 met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang van het COa. De gemachtigde van eiser heeft bij bericht van 22 mei 2025 te kennen gegeven dat zij, ondanks meerdere pogingen hiertoe, al geruime tijd geen contact meer heeft met eiser.
3.4.
Gelet op het voorgaande moet ervan worden uitgegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.
Conclusie
4. Het beroep zal gezien het voorgaande niet-ontvankelijk worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. W. Roozeboom, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.