ECLI:NL:RBDHA:2025:10104
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Duitsland en Onevenredige Hardheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 28 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielzaak waarbij de eiser, een Marokkaanse nationaliteit, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De aanvraag is door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft eerder asielaanvragen ingediend in Nederland en Duitsland, maar deze zijn niet in behandeling genomen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met zijn mensenrechten. De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat men ervan uitgaat dat Duitsland zijn internationale verplichtingen nakomt. Eiser heeft geen concrete aanwijzingen overlegd die zijn stelling onderbouwen dat hij in Duitsland niet veilig is. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van onevenredige hardheid in de overdracht aan Duitsland, aangezien de lange wachttijd voor de behandeling van zijn asielaanvraag mede aan eiser zelf te wijten is. De rechtbank heeft de beslissing van de minister in stand gehouden en geen proceskostenveroordeling opgelegd.