2.10.Bij e-mail van 1 april 2025 heeft de verhuurder een nadere toelichting ingezonden in verband met beschuldigingen van verzoeker over het vervangen van een slot, waardoor hij geen toegang meer zou hebben tot zijn kamer en heeft de verhuurder de beschuldigingen van de hand gewezen. Daarbij heeft hij onder meer de bereidheid uitgesproken om met verzoeker tot een minnelijke oplossing te komen. Bij e-mail van 15 april 2025 heeft de verhuurder verder gereageerd.
Het oordeel van de voorzieningenrechter
3. Verzoeker krijgt gelijk. Het besluit tot uitschrijving van verzoeker is onvoldoende zorgvuldig voorbereid.
4. Daarbij is van belang dat verzoeker op leeftijd is, namelijk 82 jaar, hij zwaar hartpatiënt is en stelt vaak ergens anders te verblijven waar hij in de gaten wordt gehouden in verband met zijn broze gezondheid. In een dergelijke situatie mag meer zorgvuldigheid van verweerder worden verwacht. Een besluit zoals hier aan de orde, waarbij iemand wordt uitgeschreven uit het Brp, kan niet eerder plaatsvinden dan nadat een gedegen onderzoek heeft plaatsgevonden.
5. Weliswaar is er een melding gedaan door de eigenaar op 7 februari 2025 en is verweerder een onderzoek opgestart, maar verzoeker heeft op 10 februari 2025 gereageerd. Na het huisbezoek op 14 maart 2025 heeft verweerder verzoeker twee weken gegund om verder te reageren. Verweerder heeft deze periode echter niet afgewacht en het besluit genomen tot uitschrijving met terugwerkende kracht tot 10 februari 2025. Na het bestreden besluit heeft weer een huisbezoek plaatsgevonden, waarbij de eigenaar betrokken was.
6. Dat bij het huisbezoek is geconstateerd dat er een muffe geur hing en er een laag stof lag is, in het licht van het verhaal van verzoeker dat hij wegens zijn slechte gezondheid als hartpatiënt met hartritmestoornissen vaak bij kennissen verblijft, onvoldoende om te concluderen dat hij daar niet woont. Daar komt bij dat de eigenaar wil verbouwen en er bij gebaat kan zijn dat verzoeker vertrekt. Verder wordt hierbij betrokken dat de verhuurder heeft aangegeven bereid te zijn tot een minnelijke oplossing te komen. Hetgeen er juist op kan duiden dat verzoeker daar wel woont, maar men de huur wil beëindigen.
7. In de bezwaarprocedure kan verweerder het benodigde onderzoek doen en daarbij betrekken hoe de melding en de toelichting van de verhuurder en de eigenaar moeten worden gewogen. Het ligt daarbij in de rede dat verweerder met verzoeker in gesprek gaat en zo nodig een huisbezoek afspreekt.
8. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toe, in die zin dat het bestreden besluit wordt geschorst tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Dit houdt in dat de uitschrijving van verzoeker uit het Brp met terugwerkende kracht per 10 februari 2025 moet worden hersteld.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Verweerder moet wel het betaalde griffierecht aan verzoeker vergoeden.