In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de verlenging van de overdrachtstermijn in de Dublinprocedure. Eiser heeft op 21 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Polen verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling. Met het besluit van 10 december 2024 heeft de minister de termijn voor overdracht naar Polen verlengd, omdat eiser volgens de minister onderduikt.
De rechtbank heeft het beroep van eiser op 13 mei 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als de verweerder niet verschenen zijn. Eiser, geboren in 2004 en van Zuid-Afrikaanse nationaliteit, betwist dat hij onderduikt en stelt dat de verlenging van de overdrachtstermijn onterecht is. Hij verwijst naar de Dublinverordening en stelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom sprake zou zijn van onderduiken. Eiser heeft zich steeds gemeld bij de autoriteiten en er was geen overdracht gepland die hij kon ontlopen.
De rechtbank concludeert dat de minister niet op goede gronden heeft aangenomen dat eiser ondergedoken is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en stelt vast dat de minister verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, omdat de overdracht niet binnen de gestelde termijn heeft plaatsgevonden. Tevens wordt de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan eiser.