ECLI:NL:RBDHA:2025:10195

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
C/09/681024 / HA RK 25-111
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling van staatloosheid van verzoekster van Palestijnse afkomst

Op 12 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de vaststelling van staatloosheid van een verzoekster van Palestijnse afkomst. Het verzoekschrift was ingediend op 27 februari 2025 en strekte tot de vaststelling van de staatloosheid van de verzoekster, die op 20 maart 2023 Nederland was ingereisd en een verblijfsvergunning asiel had gekregen. De Staat der Nederlanden, vertegenwoordigd door mr. S. Deniz, adviseerde het verzoek toe te wijzen, wat de rechtbank aanleiding gaf om zonder mondelinge behandeling te beslissen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoekster in Nederland woont en onmiddellijk belang heeft bij het verzoek. De beoordeling van de staatloosheid betrof de Palestijnse Gebieden en Syrië, aangezien verzoekster van Palestijnse afkomst is en haar ouders ook Palestijns zijn. De rechtbank concludeerde dat Nederland de staat Palestina niet erkent, waardoor verzoekster als staatloos wordt beschouwd. Daarnaast bleek uit de Syrische nationaliteitswetgeving dat verzoekster niet in aanmerking komt voor de Syrische nationaliteit.

Uiteindelijk heeft de rechtbank vastgesteld dat verzoekster door geen enkele staat als onderdaan wordt beschouwd, en heeft zij de staatloosheid van verzoekster bevestigd. Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 juni 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: HA RK 25-111
Zaaknummer: C/09/681024
Datum beschikking: 12 juni 2025

Vaststelling van staatloosheid

Beschikking op het op 27 februari 2025 ingekomen verzoekschrift van:

[verzoekster] ,

verzoekster,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S.J. Koolen te Utrecht.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

DE STAAT DER NEDERLANDEN,

(Ministerie van Justitie en Veiligheid, Immigratie- en Naturalisatiedienst,
verder te noemen “de Staat”),
zetelende te ’s-Gravenhage,
vertegenwoordigd door: mr. S. Deniz.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- de brief van 15 mei 2025 van de Staat;
- een e-mailbericht van 16 mei 2025 van verzoekster.

Verzoek en het advies van de Staat

Het verzoekschrift strekt tot vaststelling van staatloosheid van verzoekster.
De Staat adviseert het verzoek toe te wijzen.
Omdat het advies van de Staat overeenstemt met wat is verzocht, heeft de rechtbank aanleiding gezien om zonder mondelinge behandeling op het verzoek te beslissen.

Feiten

De volgende feiten blijken uit het dossier dan wel zijn door de Staat vastgesteld, zodat de rechtbank deze als vaststaand aanneemt.
- Verzoekster is op 20 maart 2023 Nederland ingereisd.
- Aan verzoekster is een verblijfsvergunning asiel verleend op 20 maart 2023 geldig
tot 20 maart 2028.
- Verzoekster is – onder meer – in het bezit van de volgende documenten, allen onderzocht en echt bevonden:
- originele Syrische identiteitskaart voor Palestijnen;
- origineel Syrisch rijbewijs;
- origineel familie uittreksel van het Algemeen Orgaan voor de Palestijns-Arabische vluchtelingen (GAPAR);
- origineel familieboekje GAPAR;
- UNRWA familieregistratiekaart;
- Huwelijksakte;
- Uittreksel huwelijksregister;
- Huwelijksbevestiging Shariarechtbank;
- Individuele en geboorte uittreksels van de gezinsleden van verzoekster;

Beoordeling

Juridisch kader
Het verzoek is gebaseerd op artikel 2 van de Wet van 7 juni 2023, houdende regels met betrekking tot de vaststelling van staatloosheid, Staatsblad 2023, 230 (Wet vaststellingsprocedure staatloosheid).
Op basis van lid 1 van genoemd artikel kan een ieder die, buiten een bij enige rechterlijke instantie aanhangige zaak, daarbij onmiddellijk belang heeft en in Nederland zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft, bij deze rechtbank een verzoek indienen tot vaststelling van zijn staatloosheid. Het verzoek kan ook strekken tot de vaststelling dat de betrokkene op een bepaald tijdstip staatloos was. De rechtbank stelt op basis van lid 2 van dit artikel de staatloosheid vast, indien hem niet is gebleken dat de betrokkene door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd.
Ontvankelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verzoekster in Nederland woont. Verder is niet in geschil dat verzoekster onmiddellijk belang heeft bij het verzoek tot vaststelling van staatloosheid, zodat zij ontvankelijk is in haar verzoek.
Relevante landen
De rechtbank ziet aanleiding om de Palestijnse Gebieden en Syrië in haar beoordeling over de staatloosheid van verzoekster te betrekken. Dit omdat verzoekster stelt van Palestijnse afkomst te zijn en haar hele leven in Syrië te hebben gewoond. Verder zijn de ouders van verzoekster van Palestijnse afkomst.
Wordt verzoekster als onderdaan van de Palestijnse Gebieden beschouwd?
Gelet op de door verzoeker overgelegde documenten – welke documenten echt zijn bevonden – is het aannemelijk dat verzoekster van Palestijnse afkomst is. Voor zover verzoekster de Palestijnse nationaliteit heeft, geldt het volgende.
Uit het ‘Algemeen Ambtsbericht Palestijnse Gebieden’ (april 2022) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en de ‘Werkinstructie SUA’ van 11 december 2020 van de IND (nummer en titel: WI 2020/19 Palestijnen, hierna te noemen: de Werkinstructie) volgt dat Nederland de staat Palestina, en dus ook de Palestijnse nationaliteit, niet erkent. Voor Nederland gelden Palestijnen uit de Palestijnse gebieden daarom als staatloos.
Wordt verzoekster als onderdaan van Syrië beschouwd?
Op grond van de nationaliteitswetgeving van Syrië (decreet 276 uit 1969; bevestiging hiervan is te vinden in het ‘Algemeen Ambtsbericht Syrië’ (mei 2022) van het Ministerie van Buitenlandse Zaken) kan de Syrische nationaliteit onder andere worden verkregen door afstamming van een Syrische vader. Een moeder kan naar Syrisch nationaliteitsrecht haar nationaliteit alleen doorgeven in het geval het kind is geboren in Syrië en de vader het kind niet heeft erkend. Van deze situaties is in dit geval niet gebleken, zodat het niet aannemelijk is dat verzoekster de Syrische nationaliteit via haar vader of moeder kan hebben verkregen.
Uit de Werkinstructie volgt dat Palestijnen in Syrië in principe staatloos zijn en niet kunnen naturaliseren.
Gelet op het voorgaande vindt de rechtbank het niet aannemelijk dat verzoekster beschikt over de nationaliteit van Syrië.
Conclusie
De rechtbank stelt vast dat niet is gebleken dat verzoekster door enige staat, krachtens diens wetgeving, als onderdaan wordt beschouwd, zodat de staatloosheid van verzoekster kan worden vastgesteld.

Beslissing

De rechtbank:
stelt vast dat verzoekster staatloos is.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juni 2025.