ECLI:NL:RBDHA:2025:10266

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
09/351086-24
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor medeplegen van diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling, veroordeling voor medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving

Op 13 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2000, die werd beschuldigd van het medeplegen van een diefstal met geweld en poging tot zware mishandeling. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deze beschuldigingen, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij aanwezig was bij de gepleegde feiten. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor het medeplegen van een wederrechtelijke vrijheidsberoving van een 14-jarige jongen, die op 21 oktober 2024 in Poeldijk werd beroofd van zijn telefoons en gedwongen werd om in de auto van de verdachte te stappen. Tijdens een rit van ongeveer twintig minuten werd het slachtoffer bedreigd en mishandeld door de verdachte en zijn mededaders. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een contactverbod en een locatieverbod ten opzichte van het slachtoffer. De vordering tot schadevergoeding van het slachtoffer werd deels toegewezen, waarbij de rechtbank de materiële en immateriële schade in overweging nam. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer, die blijvende gevolgen ondervond van het incident.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/351086-24
Datum uitspraak: 13 juni 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2000 te [geboorteplaats 1] ,
op dit moment gedetineerd in de penitentiaire inrichting [plaats 1] , locatie [locatie] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 30 mei 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Limburg en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsman mr. R.V. Paniagua naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 te Poeldijk, gemeente Westland, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, twee telefoons, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [aangever] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [aangever] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [aangever] vast te grijpen en een trap te geven (ten gevolge waarvan die [aangever] ten val komt), en/of
- die [aangever] vast te houden (bij de kraag) en te sommeren/bevelen mee te lopen en/of die [aangever] te stompen/slaan als die [aangever] verzet biedt, en/of
- die [aangever] te sommeren/bevelen op zijn buik te gaan liggen, en/of
- een ketting van de nek van die [aangever] los te trekken, en/of
- de kleding van die [aangever] te doorzoeken, althans in de kledingzakken van die [aangever] te voelen, en/of
- een iPhone 6 en/of een iPhone 11 en/of diverse pasjes uit een of meer kledingzakken van die [aangever] te pakken/halen, en/of
- die [aangever] (meermalen) op zijn hoofd te schoppen/trappen en/of stompen/slaan, en/of
- door die [aangever] de woorden toe te voegen: "Als je niet meewerkt snij ik met mijn ZK je keel door" en/of dat die [aangever] vermoord zal worden, althans woorden van gelijke aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 te Poeldijk, gemeente Westland, en/of 's-Gravenhage, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- die [aangever] (meermalen) op zijn hoofd te schoppen/trappen en/of stompen/slaan, en/of
- door die [aangever] de woorden toe te voegen: "Als je niet meewerkt snij ik met mijn ZK je keel door" en/of dat die [aangever] vermoord zal worden, althans woorden van gelijke aard of strekking, en/of
- die [aangever] bij de kraag vast te pakken en/of vast te houden en/of (vervolgens) een auto in te duwen, en/of
- die [aangever] op/tegen zijn (achter)hoofd te stompen/slaan (als die [aangever] zich verzet), en/of
- die [aangever] plaats te laten nemen tussen twee verdachten, en/of
- met die [aangever] te rijden van Poeldijk naar Loosduinen (te 's-Gravenhage), en/of (onderweg)
- tegen die [aangever] te zeggen dat zij, verdachten, die [aangever] een nachtje in een kelder of schuur zullen zetten, en/of
- die [aangever] om zijn pincode te vragen en/of (vervolgens) de (Rabobank)app op een telefoon (van die [aangever] ) te openen, en/of
- tegen die [aangever] te zeggen dat de [aangever] zal worden geslagen als hij de pincode niet geeft, en/of
- die [aangever] te vragen waar de vriend van [aangever] woont en/of die [aangever] tegen het hoofd te stompen/slaan als hij niet antwoord, en/of
- die [aangever] achter te laten in 's-Gravenhage;
3
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 te Poeldijk, gemeente Westland, in lk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om aan [aangever] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [aangever] (meermalen) op zijn hoofd heeft geschopt/getrapt en/of gestompt/geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De bewijsbeslissing

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot vrijspraak van het onder 1 en 3 tenlastegelegde en tot bewezenverklaring van het onder 2 tenlastegelegde.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft namens de verdachte vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde feiten 1 en 3 omdat niet is gebleken dat de verdachte aanwezig is geweest bij het plegen van deze feiten. Ook ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, nu de verdachte geen opzet had op de vrijheidsberoving van de aangever, dan wel op enige vorm van deelneming daaraan.
3.3.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten met betrekking tot de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten niet is komen vast te staan. Daarom kunnen deze feiten niet wettig en overtuigend worden bewezen, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
3.4.
Gebruikte bewijsmiddelen voor feit 2
De wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden zijn als bijlage bij dit vonnis gevoegd.
3.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank zal de verdachte en de medeverdachten bij hun voornaam/roepnaam aanduiden, te weten verdachte [verdachte] , en de medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
Ter terechtzitting hebben de volgende feiten en omstandigheden niet ter discussie gestaan en deze feiten kunnen op grond van de gebruikte bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt.
[aangever] , een jongen van toen 14 jaar oud en verder te noemen: de aangever, kwam [medeverdachte 1] tegen op de Anjerstraat in Poeldijk op 21 oktober 2024, rond 19:00 uur. De aangever is vervolgens weggerend, waarop [medeverdachte 1] hem achterna ging en aangever, toen deze gestopt was, zijn gaan lopen waarbij [medeverdachte 1] hem vasthield bij zijn nek/schouder. Zo zijn ze samen naar de voetbalkooi aan de Margietlaan gelopen. Op dat moment heeft [medeverdachte 1] zijn broer, [medeverdachte 2] , gebeld die ook naar de voetbalkooi is gekomen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn enkele minuten met de aangever bij de voetbalkooi geweest. Daar heeft [medeverdachte 2] [verdachte] gebeld. [verdachte] is met zijn auto komen voorrijden en de aangever, [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] zijn achter in de auto gestapt, [medeverdachte 1] links achterin, de aangever in het midden en [medeverdachte 2] rechts achterin. Vervolgens hebben ze met de auto gereden, ongeveer twintig minuten, eerst naar Loosduinen en vervolgens naar de Lozerlaan in Den Haag, waar de aangever uit de auto is gezet.
De verklaringen van de aangever enerzijds en de verdachte en medeverdachten over het incident lopen voor het overige uiteen. Volgens aangever is hij door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] mishandeld, bestolen en gedwongen om bij [verdachte] in de auto te stappen en met de verdachte, [medeverdachte 1] en [verdachte] mee te rijden. De aangever heeft verklaard dat hij in de auto onder meer door de verdachte is bedreigd en dat hij ook nog is geslagen. De verdachte ontkent dat.
Betrouwbaarheid van de verklaring van de aangever
Door de verdediging is gesteld dat behoedzaam dient te worden omgegaan met de verklaringen van de aangever, omdat de aangever er belang bij had om te verklaren dat hij tegen zijn wil is meegenomen. Op die manier kon de aangever namelijk zijn eigen strafbare gedrag, het (door de verdachte beweerde) stelen van (onderdelen van) een scooter, verhullen.
De rechtbank overweegt dat de aangever gedetailleerd en consistent heeft verklaard en dat deze verklaringen bovendien op essentiële onderdelen steun vinden in het dossier. Wel bevat het dossier aanwijzingen dat de aangever op 24 oktober 2024 in Poeldijk was om daar (onderdelen van) een scooter weg te nemen, waarover de aangever mogelijk geen volledige openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank beziet de verklaring van de aangever daarom met enige behoedzaamheid. Nu echter op relevante onderdelen steunbewijs aanwezig is, maakt dat naar het oordeel van de rechtbank de verklaring van de aangever voor zover gebruikt als bewijsmiddel betrouwbaar.
Medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving
Op grond van de bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat het handelen van de verdachten het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving van de aangever oplevert. Het verweer dat de verdachte geen opzet zou hebben gehad op wederrechtelijke vrijheidsberoving, wordt weerlegd door de inhoud van de bewijsmiddelen. De aangever is door [medeverdachte 1] gedwongen mee te lopen naar een pleintje, waar hij door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] is mishandeld. Dat die eerste geweldshandelingen niet in het bijzijn van de verdachte zijn gepleegd, staat er volgens de rechtbank niet aan het medeplegen in de weg. Het is namelijk niet bij die geweldshandelingen gebleven, want die handelingen zijn de aanloop geweest naar het moment dat de verdachte op werd gebeld, meteen is komen voorrijden en heeft toegelaten dat de aangever in zijn auto werd gezet op de achterbank tussen de andere twee verdachten in. Daarna zat de aangever gedurende een rit van ongeveer twintig minuten, waarbij de verdachte de auto bestuurde, ingeklemd op de achterbank tussen [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en kon hij zich dus niet aan de situatie kon onttrekken. Tijdens de rit is de aangever geslagen door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] en gedwongen zijn bankapp te openen, waarmee een sfeer van intimidatie en dwang in stand werd gehouden. De verdachte heeft niet ingegrepen: in plaats daarvan heeft ook hij geschreeuwd naar de aangever en hem bedreigd met de woorden: “we kunnen je ook een nachtje in de schuur zetten”.
Op basis van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachten die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering.
Conclusie
De rechtbank komt gelet op hetgeen hiervoor is overwogen tot een bewezenverklaring van het medeplegen van wederrechtelijke vrijheidsberoving.
3.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 21 oktober 2024 te Poeldijk, gemeente Westland, en 's-Gravenhage, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [aangever] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door
- die [aangever] meermalen op zijn hoofd te schoppen/trappen en stompen/slaan, en
- door die [aangever] de woorden toe te voegen: "Als je niet meewerkt snij ik met mijn ZK je keel door" en dat die [aangever] vermoord zal worden en
- die [aangever] bij de kraag vast te pakken en vervolgens een auto in te duwen, en
- die [aangever] op/tegen zijn achterhoofd te stompen/slaan als die [aangever] zich verzet, en
- die [aangever] plaats te laten nemen tussen twee verdachten, en
- met die [aangever] te rijden van Poeldijk naar Loosduinen te 's-Gravenhage, en onderweg
- tegen die [aangever] te zeggen dat zij, verdachten, die [aangever] een nachtje in een kelder of schuur zullen zetten, en
- die [aangever] om zijn pincode te vragen en vervolgens de Rabobankapp op een telefoon van die [aangever] te openen, en
- tegen die [aangever] te zeggen dat de [aangever] zal worden geslagen als hij de pincode niet geeft, en
- die [aangever] te vragen waar de vriend van [aangever] woont en die [aangever] tegen het hoofd te stompen/slaan als hij niet antwoord.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd, en een locatieverbod voor de woning van het slachtoffer.
6.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat aan de verdachte bij een veroordeling een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest moet worden opgelegd, en verder een voorwaardelijke gevangenisstraf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden. Een locatieverbod voor de school van het slachtoffer acht de verdediging een disproportionele beperking van de bewegingsvrijheid van de verdachte.
6.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder deze is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
Het veertienjarige slachtoffer is eerst door de medeverdachten met geweld beroofd, waarbij het slachtoffer tegen het hoofd is geschopt en geslagen. Daarna is de verdachte komen aanrijden en heeft hij samen met de mededaders het slachtoffer gedwongen om zo’n twintig minuten met hen in een auto rond te rijden. De gevolgen voor het slachtoffer zijn groot. Hij heeft onder meer gehoorproblemen en een gebroken tand aan het incident overgehouden, en hij is nog dagelijks angstig door het incident.
De aanleiding voor dit alles was een vermeende scooterdiefstal door het slachtoffer. In plaats van de hulp van justitie in te schakelen, heeft de verdachte voor eigen rechter gespeeld. Dit neemt de rechtbank de verdachte kwalijk.
De verdachte was ten tijde van het delict 23 jaar en dus de oudste van de groep jonge verdachten. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk dat hij mee is gegaan in het agressieve en onbezonnen gedrag van zijn mededaders. De rechtbank houdt er wel rekening mee dat de rol van de verdachte kleiner was dan de rol van de medeverdachten. De verdachte heeft zelf geen geweld gebruikt tegen het slachtoffer. Ook is hij de persoon geweest die uiteindelijk een einde heeft gemaakt aan de vrijheidsberoving van het slachtoffer.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 19 februari 2025. Hierop staan geen veroordelingen die vergelijkbaar zijn met deze zaak of anderszins in het nadeel van de verdachte zouden moeten meewegen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank betrekt in haar oordeel het reclasseringsadvies over de verdachte van 28 mei 2025. De reclassering schrijft dat de verdachte een stabiele basis heeft op diverse leefgebieden: de verdachte heeft een woning, vaste dagbesteding, een familie die hem steunt en stabiele financiën. De verdachte is gemotiveerd mee te werken aan begeleiding door de reclassering. De reclassering uit zorgen over het psychosociaal functioneren van de verdachte, maar beschouwt het feit als een eenmalig incident. Met ondersteuning van de reclassering, schat de reclassering de kans op recidive in als laag. Bij een veroordeling adviseert de reclassering om de verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen. Als bijzondere voorwaarden adviseert de reclassering een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met de mededaders en de verplichting om zich in te spannen om een vaste dagbesteding te vinden en te behouden.
De op te leggen straf en maatregel
Omdat het hier om ernstige feiten gaat, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere straf dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Naast vergelding van het feit, vindt de rechtbank ook van belang dat de verdachte hulp van de reclassering krijgt om niet opnieuw de fout in te gaan. De rechtbank zal daarom een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm opleggen, met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank vindt het belangrijk dat het slachtoffer goed wordt beschermd. Daarom zal de rechtbank een contactverbod en een locatieverbod opleggen in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Wetboek van Strafvordering. Dit betekent dat de verdachte twee jaar lang geen contact mag hebben met het slachtoffer en niet in een (in het dictum bepaald) gebied rond de woning van het slachtoffer mag komen. Iedere keer dat de verdachte deze maatregel overtreedt, volgt een week vervangende hechtenis, met een maximum van zes maanden. De rechtbank zal geen locatieverbod voor de school van het slachtoffer opleggen. Omdat de verdachte in de buurt van de school woont, zou een dergelijk verbod een te verstrekkende vrijheidsbeperking van de verdachte zijn.
Alles afwegende legt de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, en een verplichting zich in te spannen een dagbesteding te vinden en te houden, en een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast legt de rechtbank de hiervoor genoemde vrijheidsbeperkende maatregel op.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.

7.De vordering van de benadeelde partij/de schadevergoedingsmaatregel

Het slachtoffer, [aangever] , heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Hij vordert een schadevergoeding van € 16.692,62, met wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Dit bedrag bestaat uit € 1.692,62 aan materiële schade en € 15.000,00 aan immateriële schade. Daarnaast vordert de benadeelde partij € 678,00 aan proceskosten.
7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de materiële schade toewijsbaar is tot een bedrag van € 734,58 en de immateriële schade tot een bedrag van € 7.500,00.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht de vordering voor de materiële schade af te wijzen of te matigen, en om de gevorderde immateriële schadevergoeding tot een lager bedrag toe te wijzen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
De rechtbank stelt vast dat de benadeelde partij schade heeft geleden en dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het handelen van de verdachte en zijn medeverdachten..
Over de gevorderde schadeposten oordeelt de rechtbank als volgt.
Beschadigde jas en verloren telefoons
De benadeelde partij stelt dat door het handelen van de medeverdachten zijn jas kapot is getrokken. Hij vordert voor het verlies van deze jas € 595,00. De benadeelde partij vordert verder € 580,00, de kosten die hij heeft gemaakt om een nieuwe telefoon te kopen nadat zijn telefoons waren gestolen door de verdachten.
Wanneer door een onrechtmatige daad een zaak verloren gaat, lijdt de benadeelde een verlies in zijn vermogen gelijk aan de waarde van de zaak. Bij verlies van de zaak is dat in het algemeen de waarde in het economische verkeer (de marktwaarde), of als herstel nog mogelijk is de geobjectiveerde kosten voor herstel (Hoge Raad 7 mei 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO2786).
Dit betekent dat de schade van de benadeelde partij niet de nieuwwaarde is van zijn jas en telefoons, maar de waarde van de gebruikte jas en telefoons op het moment van verlies. Omdat de rechtbank deze waarde niet precies kan vaststellen, zal de rechtbank die schatten. De waarde van de jas schat de rechtbank op € 150,00 en de waarde van de telefoons op € 300,00. De rechtbank wijst deze bedragen toe. Voor het meer gevorderde is de benadeelde partij niet-ontvankelijk.
Reparatie ketting en armband
De benadeelde partij vordert € 30,00 voor reparatie van zijn ketting en armband na het incident. Deze vergoeding wijst de rechtbank toe, omdat die voldoende is toegelicht en door de verdachte niet is betwist.
Reiskosten
De benadeelde partij heeft toegelicht dat hij reiskosten van € 67,08 heeft gemaakt voor medische behandelingen aan zijn letsel. De verdachte heeft niet betwist dat dit klopt en de rechtbank wijst de gevorderde reiskosten van € 67,08 daarom toe.
Kosten niet kunnen ijshockeyen
De benadeelde partij doet aan ijshockey. Als gevolg van het geweldsincident kon hij een maand niet trainen. De benadeelde partij vordert € 187,50 als vergoeding van de contributie die hij die maand heeft betaald.
De rechtbank wijst dit bedrag toe. De contributie zijn uitgaven die hun doel hebben gemist. Dit kan aan de verdachte worden toegerekend en deze kosten komen dus als vermogensschade voor vergoeding in aanmerking (Hoge Raad 28 januari 2005, ECLI:NL:HR:2005:AR6460).
Kosten mixed martial arts
Dit ligt anders voor de gevorderde kosten voor de contributie voor mixed martial arts. De rechtbank heeft er begrip voor dat de verdachte zichzelf na het incident beter wilde leren verdedigen en daarom op mixed martial arts-les is gegaan. Maar naar het oordeel van de rechtbank is de keuze van de benadeelde partij om deze lessen te gaan volgen, causaal te ver verwijderd van het schadetoebrengende feit om deze leskosten nog aan de verdachte toe te rekenen. De rechtbank verklaart de benadeelde partij op dit punt daarom niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
De benadeelde partij vordert € 15.000,00 aan immateriële schade.
Op grond van het dossier stelt de rechtbank vast dat de verdachte door de mishandeling een bult op zijn voorhoofd en een gebroken tand heeft opgelopen. De rechtbank stelt verder vast dat de benadeelde partij (licht) gehoorverlies heeft opgelopen. Dit blijkt namelijk uit het bijgevoegde huisartsjournaal en de brief van de keel-neus-oorarts.
De rechtbank kan niet vaststellen of de benadeelde partij een hersenschudding of ander hersenletsel heeft opgelopen. De verdediging heeft dit betwist en uit de bijgevoegde medische stukken valt dit niet af te leiden.
De benadeelde partij heeft naast fysiek letsel ook psychisch last van het incident. Hij ervaart angst, flashbacks, vermijdingsgedrag en prikkelbaarheid. Dit levert weliswaar geen objectiveerbaar psychisch letsel op wat een zelfstandig recht op smartengeld geeft, maar onderstreept wel de impact van het delict op de benadeelde partij.
Omdat de verdachte door de verdachte lichamelijk letsel heeft opgelopen, heeft hij op grond van artikel 6:106 sub b Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld.
De rechtbank acht het gevorderde bedrag aan smartengeld niet passend. De zaken die de benadeelde partij ter onderbouwing van zijn vordering noemt, vindt de rechtbank onvergelijkbaar met deze zaak qua ernst van het feit en ernst van het fysieke en/of psychische letsel.
Gelet op soortgelijke zaken, zal de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 5.000,00. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Conclusie
De rechtbank komt tot de conclusie dat een schadevergoeding van € 5.734,58 wordt toegewezen:
Materiële schade
- Beschadiging jas
150,00
- Verlies telefoons
300,00
- Beschadiging armband en ketting
30,00
- Reiskosten
67,08
- Contributie ijshockey
187,50
Immateriële schade
- Smartengeld
5.000,00
+
Totaal
5.734,58
Proceskosten
De verdachte wordt als grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld om de proceskosten van de benadeelde partij te betalen. Dit zijn de kosten van de advocaat van de benadeelde partij. Deze kosten begroot de rechtbank volgens het liquidatietarief kanton dat hoort bij het toegewezen bedrag, € 542,00 (2 punten × tarief € 271,00). Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken. De benadeelde partij is niet-ontvankelijk voor het deel van de gevorderde proceskosten dat het toegewezen bedrag overstijgt.
De kosten voor rechtsbijstand zijn geen rechtstreekse schade in de zin van artikel 51a lid 1 Wetboek van Strafvordering (Sv), maar kosten die vallen onder de proceskosten van artikel 592a Sv. Dat betekent dat de rechtbank voor dit deel van de vordering geen schadevergoedingsmaatregel oplegt (vergelijk Hoge Raad 4 december 2018, ECLI:NL:HR:2018:2233).
Wettelijke rente
De rechtbank zal de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom van € 5.734,58 toewijzen met ingang van 21 oktober 2024, omdat de schade vanaf die datum is ontstaan.
Hoofdelijkheid
Omdat de verdachte het strafbare feit waarvoor schadevergoeding wordt toegekend samen met mededaders heeft gepleegd, zijn zij daarvoor ieder hoofdelijk aansprakelijk. Als een van de mededaders een bedrag aan de benadeelde partij heeft betaald, hoeft de verdachte dat deel van de schadevergoeding of proceskosten niet meer aan de benadeelde partij te betalen.
Schadevergoedingsmaatregel
Omdat de aansprakelijkheid van de verdachte vaststaat, zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel opleggen om te bevorderen dat de verdachte de schade zal vergoeden.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen: 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 47 en 282 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
verklaart niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan, zoals hierboven onder 3.6 bewezen is verklaard;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven/beroofd houden;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (TWAALF) MAANDEN;
bepaalt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de hem opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaar vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179 te Den Haag en zich gedurende de proeftijd blijft melden op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze de reclassering dat noodzakelijk acht;
- zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk en/of vrijetijdsbesteding met een vaste structuur;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
maatregel ex artikel 38v Sr
legt op de maatregel dat de verdachte voor de duur van
2 (TWEE) JAREN:
- op geen enkele wijze contact heeft of zoekt – direct of indirect – met [aangever] , geboren op [geboortedatum 2] 2009 te [geboorteplaats 2] ;
- zich niet zal ophouden in de wijk rond de woning van [aangever] , namelijk het gebied dat wordt afgebakend door de Escamplaan, Lozerlaan, Kraayensteijnlaan, het Kraayensteinpad en de Margaretha van Hennebergweg te
‘s-Gravenhage. De verdachten mag over deze wegen reizen, maar mag deze wegen niet oversteken de wijk van [aangever] in;
beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 (één) week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, tot een maximum van 6 (zes) maanden;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolgde de opgelegde maatregel niet op;
de vordering van de benadeelde partij
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij deels toe tot een bedrag van € 5734,58 en veroordeelt de verdachte hoofdelijk om dit bedrag, vermeerderd met de gevorderde wettelijke rente daarover vanaf 21 oktober 2024 tot de dag waarop deze vordering is betaald, te betalen aan [aangever] ;
bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding;
veroordeelt tevens hoofdelijk de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij, tot op heden begroot op een bedrag van € 542,00 en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
bepaalt dat als een van de mededader(s) de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald de verdachte niet meer verplicht is om dat deel te betalen of te voldoen;
de schadevergoedingsmaatregel
legt aan de verdachte hoofdelijk op de verplichting om aan de Staat te betalen een bedrag van € 5734,58, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 21 oktober 2024 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald
,ten behoeve van [aangever] ;
bepaalt dat als het verschuldigde bedrag niet volledig wordt betaald of kan worden verhaald, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 63 dagen; de toepassing van gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.
bepaalt dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de benadeelde partij de betalingsverplichting aan de Staat in zoverre doet vervallen, en dat gehele of gedeeltelijke betaling van het verschuldigde bedrag aan de Staat de betalingsverplichting aan de benadeelde partij in zoverre doet vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. F. Bouman, rechter,
mr. J.M. Meester, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. R. Claessens, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 13 juni 2025.
Bijlage – gebruikte bewijsmiddelen
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500-2024341579, onderzoek SMARAGD / DH5R024094, van de politie eenheid Den Haag, district Westland - Delft, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 278).
1. Het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , opgemaakt op 21 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 20-23, bijlagen p. 27-45):
De aangever verklaarde:
Ik, [aangever] , doe aangifte. Ik heb overal pijn en ik heb een bult op mijn voorhoofd, mijn oor is dik, mijn tand is afgebroken en ik heb een schaafwond aan mijn linker pols.
Ik was op 21 oktober 2024, omstreeks 19.00 uur naast de woning [adres 1] te Poeldijk. Ik liep daar met mijn vriend [naam 1] . Ik werd aangesproken door een jongen. Hierna noem ik deze jongen: Jongen 1.
Ik hoorde dat Jongen 1 tegen mij sprak. Ik hoorde dat hij vroeg waar ik vandaan kwam. Ik vertelde dat ik van Loosduinen kwam. Deze jongen 1 vroeg vervolgens om mijn naam waarop ik antwoordde: " [aangever] ." Ik hoorde dat jongen 1 zei:"Wat kom je hier doen. Jij komt van Loosduinen Toch. Voor wat kom je naar Poeldijk. Moet ik je vermoorden." Ik begon te rennen in de richting van het tankstation Argos Poeldijk, gevestigd op de Jan Barendselaan. Op de Jan Barendselaan ter hoogte van 116 kwam ik Jongen 1 weer tegen. Ik rende door de Irenestraat in de richting van de Action. Ik voelde dat ik werd gegrepen in mijn kraag en onderuit werd getrapt. Ik kwam op de grond terecht. Ik had pijn aan mijn knieën door de val. Dit omdat ik onderuit werd gerapt door Jongen 1.
Jongen 1 zei dat ik met hem mee moest lopen en hielt mij nog steeds vast bij mijn kraag. Zodra ik niet deed wat jongen 1 zei sloeg hij met zijn vuist op mijn kin. Dit deed hij met de hand waarmee hij mij vasthield. Ik liep onder dwang mee de route terug van de Action naar het ISW college, waar ik op school zit. Ik liep nog steeds mee onder dwang en wij kwamen bij de voetbalkooi. Deze is gevestigd op de Margrietlaan te Poeldijk.
Tussen de voetbalkooi en de pannakooi werd ik op de grond gezet door Jongen 1. Ik hoorde dat jongen 1 zei dat ik op mijn buik moest gaan liggen. Ik hoorde dat Jongen 1 iemand belde. Toen kwam jongen 2 aangerend. Ik lag op mijn rug kijkend naar Jongen 1 en Jongen 2. Ik zag dat Jongen 1 de ketting van mij nek aftrok. Ik zag later dat de schakel van mijn ketting gebroken was. Ik zag dat Jongen 1 en Jongen 2 in mijn zakken begonnen te voelen. Zij pakte mijn Iphone 6, Iphone 11, pasje (ID kaart, kluispas en bankpas). Terwijl Jongen 1 en Jongen 2 de spullen van mij afpakte werd ik meerdere keren op mijn hoofd geschopt en geslagen. Beide hebben minimaal 8 keer op mijn hoofd geschopt en geslagen. Terwijl ik werd geschopt brak er een stukje van mijn tand af, dit voelde ik met mijn tong. Ik voelde veel pijn en werd duizelig. Ik hoorde dat jongen 1 zei: "Als je niet meewerkt snij ik met mijn ZK je keel door." Ik voelde mij bang en bedreigd. Terwijl dit gaande was hebben zij mij meerdere keren gezegd mij te vermoorden.
Ik hoorde dat Jongen 1 iemand belde. Binnen 30 seconden kwam er een voertuig aangereden. Dit betrof een zwarte Volkswagen Golf. Jongen 1 en Jongen 2 dwongen mij om in te stappen in de Volkswagen Golf. Jongen 2 greep mij bij mijn kraag en duwde mij in de de Volkswagen Golf. Ik stribbelde tegen en voelde een vuist op mijn achterhoofd. Dit was de hand waarmee Jongen 2 mij ook vast had. Ik zat op de achterbank in het midden. Ik was bang en vond het eng.
Ik hoorde dat de jongens zeiden dat ze mij in een kelder of schuur een nachtje zullen zetten. Jongen 2 vroeg naar de pincode van mijn telefoon, deze heb ik gegeven. Jongen 2 had mijn telefoon vast en vroeg naar mijn Rabobankapp pincode. Ik heb onder dwang de pincodes afgegeven, Jongen 2 dreigde mij te slaan als ik deze niet zou geven. Ik zag de bestuurder van de Volkswagen Golf via de binnenspiegel. Hierna noem ik deze jongen: Bestuurder. Ik zat tussen Jongen 1 en Jongen 2. Ik hoorde dat de bestuurder aan mij vroeg: "Waar kom je vandaan." Ik zei: "Loosduinen." Toen begon de bestuurder op aanwijzen van Jongen 1 naar Loosduinen te rijden. Tijdens de auto rit vroeg jongen 2 waar mijn vriend woonde. Ik zei dat ik dat niet wist waar hij woonde. Zij bedoelde [naam 1] omdat zij vroegen naar de jongen op de Vespa. [naam 1] was de jongen die in het begin bij mij was. Ze werden alle drie boos en dreigde mij te slaan. Ik zei dat ik het echt niet wist. Ik voelde een klap aan de zijkant van mijn hoofd, rechts. Ik voelde pijn en bedacht wat ik moest zeggen. Ik vertelde de jongens dat [naam 1] in de buurt van Velo woonde. Wij reden richting Velo en halverwege reed de bestuurder naar een flat. Op de parkeerplaats achter de flat belde [naam 1] mij waar ik was. Ik moest van de jongens zeggen dat er niks met mij aan de hand was en dat ik bij een bushalte stond te wachten. Achter de flat werd ik uit de auto gehaald. Daar kreeg ik mijn jas, kettingen en armband terug. Ik werd eruit gezet ter hoogte van [adres 2] . Uiteindelijk zijn de jongens weggereden.
2. Het proces-verbaal van aanvullend verhoor van [aangever] , opgemaakt op 31 januari 2025, voor zover inhoudende (p. 98-100):
De aangever verklaarde:
V: Toen je het voertuig in moest stappen, hoorde je toen nog een telefoongesprek?
A: Ja, de bestuurder van de auto, dader 3, was aan het bellen. Toen de deur van de auto open ging zag ik dat hij via het display van zijn auto een gesprek ophing. Kort daarvoor was dader 2 aan het bellen en ik hoorde dader 2 zeggen "Kom maar voor rijden". Na 30 seconden kwam dader 3 aanrijden en op dat moment zag ik dat dader 3 een telefoongesprek ophing.
V: Ik las ook in je aangifte dat je verklaarde: "Ik hoorde dat de jongens zeiden dat ze mij in een kelder of schuur een nachtje zullen zetten" Wie zei dat?
A: Dader 1 en de bestuurder van de auto, dader 3. De bestuurder zei: "We kunnen je ook een nachtje in de schuur zetten" en dader 1 zei dat het een goed idee was.
V: Heeft de bestuurder nog meer gezegd?
A: Ik keek op een gegeven moment in de achteruitkijkspiegel en toen zei de bestuurder: "Als je naar me kijkt dan sla ik je, dus niet kijken".
V: Hoe wist je dat ze boos waren?
A: Omdat dader 1 en 2 mij sloegen op dat moment en de chauffeur begon te schreeuwen. Dader 1 en 2 hebben mij beide met vuist en kracht, tegen de zijkant van mijn hoofd en nek geslagen. Dit deden zij allebei ongeveer 3 keer. Dader twee had hierbij ook nog tegen mij gezegd dat ik niet mocht liegen over [naam 1] en dat ze me anders zouden slaan.
V: Wat was de rol van de bestuurder in het geheel?
A: De bestuurder had ook gezegd dat ik niet moest liegen.
3. Het proces-verbaal van verhoor van getuige [naam 1] , opgemaakt op 26 oktober 2024, voor zover inhoudende (p. 72-73):
De getuige verklaarde:
V: Je bent hier als getuige een bekende van jou op 21 oktober 2024 mishandeld is en tegen zijn wil meegenomen door een paar personen. Wat kun je hierover verklaren?
G: Ik had met [aangever] afgesproken. [aangever] liep op de stoep en ik reed ernaast. Een jongen liep hem tegemoet. Deze jongen vroeg aan [aangever] waar hij vandaan kwam. [aangever] zei vervolgens uit Loosduinen en die jongen vroeg [aangever] vervolgens of hij hem moest vermoorden. Ik zag dat [aangever] hierna direct wegrende.
4. Het proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt op 21 januari 2025, voor zover inhoudende (p. 101-112):
Ik, verbalisant, verklaar het volgende:
Camerabeelden op de looproute [adres 3]
De camerabeelden zijn afkomstig van de portiekwoningen ter hoogte van de Jan Barendselaan nummer 82, te Poeldijk. De tijd op de beelden liepen 17 minuten voor op de daadwerkelijke tijd volgens de beheerder van de camerabeelden. Ik zag dat er op 21 oktober 2024 om 19.22:35 uur twee personen langs renden. De daadwerkelijke tijd was ongeveer 19.05 uur. Ik zag dat zij op de Jan Barendselaan renden ter hoogte van nummer 82. Ik zag dat de twee personen hemelsbreed richting de Irenestraat renden. Ik zag dat persoon één over de weg rende en persoon twee rende over het trottoir aan de zijde waar ook de camera hing. Ik zag dat persoon twee achter persoon één aan rende.
Camerabeelden Juwelier
Ik heb de camerabeelden uitgekeken van Juwelier [naam 2] . De juwelier is gevestigd op de [adres 4] , te Poeldijk. Op camera één zag ik op 18.29:36 uur, dus daadwerkelijke tijd 18.59:36 uur, twee personen achter elkaar aan rennen op de Jan Barendselaan richting de Irenestraat.
Op camera één 18:30:17 uur zag ik twee personen vanuit de Irenestraat de Jan Barendselaan oversteken richting de Dahliastraat. Ik zag dat de twee personen achter elkaar liepen. Ik zag dat de achterste persoon de voorste persoon vasthad bij zijn nek.
[adres 5]
De beelden waren afkomstig van de beveiligingscamera’s van [adres 5] , te Poeldijk. Ik zag dat de tijd 19:00.17 uur was en de datum 21 oktober 2024. Ik zag dat de achterste persoon de voorste persoon vast had in zijn kraag met zijn linkerhand en hem voortduwde. Ik zag de voorste persoon met zijn armen gespreid mee liep.
Dahliastraat
De camerabeelden waren afkomstig van de beveiligingscamera’s van de [adres 6] . De camera’s stonden gericht op de straatkant richting de voetbalkooi gelegen aan de Dahliastraat.
Ik zag op 19.07.27 uur twee personen lopen richting de voetbalkooi. Ik zag dat de twee personen achterelkaar liepen. Ik zag dat de achterste persoon met zijn linkerhand de nek vasthad van de persoon voor hem. Ik zag dat de achterste persoon meerdere keren aan de jas trok van de voorste persoon. Ik zag dat de voorste persoon zijn evenwicht moest zoeken en dat hij zwalkte.
Beelden school
De beelden waren afkomstig van de beveiligingscamera’s van Irenestraat 35. De camera’s hingen aan een schoolgebouw en deze stonden gericht op de straatkant en hadden zicht op de voetbalkooi aan de overkant. Ik zag op de beelden dat om 19.12:35 uur op 21 oktober 2024 drie personen bij de voetbalkooi stonden. Ik zag dat op dat moment een kleine zwarte personenauto aan kwam rijden richting de drie personen. Ik zag de drie personen ook richting het voertuig lopen. Ik zag dat persoon in het midden kleiner was dan de personen links en rechts van hem. Ik zag om 19.12:44 uur dat één van de lange personen om de achterkant liep van het voertuig en vervolgens de deur openmaakte van de linkerachterdeur van het voertuig. Ik zag de persoon vervolgens instappen. Ik zag dat de andere lange persoon en de persoon met de korte mouwen naar de rechterachterdeur liepen. Ik zag dat de persoon met de korte mouwen vooraan stond en de andere lange persoon achter hem. Ik zag dat de persoon met de korte mouwen als eerst instapte en de lange persoon met hem mee instapte. Ik zag om 19.12:56 uur dat het voertuig weer wegreed met de personen er in.
5. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [medeverdachte 1] , opgemaakt op 3 april 2025, voor zover inhoudende (p. 262):
De verdachte verklaarde:
V: Wat kan je verklaren over het incident?
A: Ik ga naar de winkel. Toen kwam ik [aangever] en nog een jongen tegen op een scooter. Toen was [aangever] weggerend. Zijn vriend reed ook weg. Toen ik verder doorrende, binnendoor. Ik weet niet hoe die straat heet, maar ik kwam [aangever] weer tegen. Ik rende achter hem aan, maar hij kon niet meer rennen. Toen had ik hem gepakt en had ik gezegd dat hij mee moest lopen. Toen heb ik mijn broer gebeld, [medeverdachte 2] . [medeverdachte 2] kwam er aan. Hij was er volgens mij binnen een paar minuten. Toen had [medeverdachte 2] [verdachte] gebeld of hij met de auto kon komen. Toen zijn we gaan rijden. Volgens mij richting Loosduinen.
6. Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , opgemaakt op 22 april 2025, voor zover inhoudende (p. 265-272):
V: Wat wil jij verklaren?
A: Ik werd gebeld door mijn broertje. Hij stond daar met het slachtoffer. Ik heb ik hem, [verdachte] , gebeld.
V: Toen je hem belde wat vertelde je tegen hem?
A: Kom naar MAVO. Zo noemen wij het pleintje.
V: Was dat het pleintje waar jullie gingen instappen?
A: Ja dat pleintje.
V: Hij kwam aan, wat gebeurde er toen.
A: Ik deed de achterdeur open. Toen ben ik ingestapt en toen zijn wij gaan rijden.
V: Waar zat je broertje?
A: Die zat links achter. Ik zat rechts en [aangever] in het midden.
7. Het proces-verbaal van verhoor van verdachte [verdachte] , opgemaakt op 3 april 2025, voor zover inhoudende (p. 247-254):
De verdachte verklaarde:
Ik weet alleen dat ik een telefoon gesprek heb gehad en dat dit gesprek heel kort was. Ik ben mijn auto in gestapt. Eigenlijk toen ik kwam aanrijden zijn er 3 mannen ingestapt in de auto.
OA: Wie zijn die jongens?
A: Mijn buurjongens [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] .