ECLI:NL:RBDHA:2025:10309

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
NL25.7764
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugkeerbesluit en inreisverbod voor Chinese eiseres met verblijf in Portugal

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Chinese nationaliteit, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat haar was opgelegd op 27 januari 2025. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet rechtmatig in Nederland verblijft en dat er een risico bestaat dat zij zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiseres voerde aan dat zij verblijfsrecht heeft in Portugal, maar de rechtbank volgde deze stelling niet. De rechtbank stelde vast dat er geen beslissing was genomen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning in Portugal en dat haar procedureel verblijfsrecht niet onder de reikwijdte van de geldige verblijfsvergunning valt. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn had opgelegd en dat het inreisverbod op grond van de Vreemdelingenwet terecht was uitgevaardigd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.7764

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres], eiseres

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Met het besluit van 27 januari 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiseres een terugkeerbesluit opgelegd en een inreisverbod voor de duur van twee jaar uitgevaardigd.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [datum] 1986 en de Chinese nationaliteit te hebben.
2. Verweerder heeft eiseres bij het bestreden besluit een terugkeerbesluit opgelegd, omdat eiseres niet rechtmatig in Nederland verblijft en gebleken is dat het risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zal onttrekken. Ter onderbouwing van dit risico heeft verweerder als zware gronden [2] vermeld dat eiseres:
3a. Nederland niet op de voorgeschreven wijze is binnengekomen, dan wel een poging daartoe heeft gedaan;
3b. zich in strijd met de Vreemdelingenwetgeving gedurende enige tijd aan het toezicht op vreemdelingen heeft onttrokken;
3g. in het Nederlandse rechtsverkeer gebruik heeft gemaakt van valse of vervalste documenten;
en als lichte gronden vermeld dat eiseres:
4a. zich niet aan een of meer andere voor hem geldende verplichtingen van hoofdstuk 4 van het Vb heeft gehouden;
4c. geen vaste woon- of verblijfplaats heeft;
4d. niet beschikt over voldoende middelen van bestaan;
4e. verdachte is van enig misdrijf dan wel daarvoor is veroordeeld.
Verder heeft verweerder bepaald dat eiseres Nederland onmiddellijk moet verlaten.
3. Eiseres voert tegen het bestreden besluit aan dat zij een verblijfsrecht heeft in Europa, omdat zij in februari 2024 verblijf heeft aangevraagd. Zij kan op korte termijn het document ophalen en moet daarbij haar vingerafdrukken afgeven. Om die reden kon verweerder geen terugkeerbesluit opleggen en een inreisverbod uitvaardigen.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Terugkeerbesluit
4. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat tegen haar geen terugkeerbesluit kon worden opgelegd, omdat zij in Portugal rechtmatig verblijf heeft. Niet in geschil is dat eiseres een aanvraag voor een verblijfsvergunning in Portugal heeft ingediend. Niet is gebleken dat al op deze aanvraag is beslist. Voor zover eiseres hangende deze aanvraagprocedure procedureel rechtmatig verblijf in Portugal heeft, valt dit niet onder de reikwijdte van de term “geldige verblijfsvergunning of andere toestemming tot verblijf”, als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Terugkeerrichtlijn. Uit de toelichting van de Europese Commissie [3] blijkt namelijk dat het moet gaan om een verblijfsrecht van een zekere en bestendige duur. Een procedureel verblijfsrecht is naar zijn aard onzeker en in de regel van korte(re) duur. Gelet hierop is niet gebleken dat eiseres rechtmatig verblijf heeft in Portugal.
5. Verder heeft eiseres de gronden die aan het terugkeerbesluit ten grondslag liggen, niet betwist. Op basis van deze gronden kon worden aangenomen dat een risico bestaat dat eiseres zich aan het toezicht zou onttrekken. Verweerder kon daarom besluiten eiseres een vertrektermijn te onthouden. Eiseres heeft, naast haar aanvraag tot verblijf in Portugal, geen andere redenen genoemd op grond waarvan verweerder had moeten afzien van het opleggen van het terugkeerbesluit. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn opgelegd.
Inreisverbod
6. Verweerder heeft het inreisverbod op grond van artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw uitgevaardigd omdat aan eiseres een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn is opgelegd.
7. Nu aan eiseres terecht een vertrektermijn is onthouden, volgt uit de wet dat verweerder in beginsel gehouden is om een inreisverbod uit te vaardigen tegen eiseres. [4] Eiseres heeft geen individuele omstandigheden aangevoerd waarin verweerder aanleiding heeft hoeven zien om af te zien van het uitvaardigen van het inreisverbod of om de duur daarvan te verkorten. Verweerder heeft daarom terecht een inreisverbod tegen eiseres uitgevaardigd.
8. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 12 juni 2025 door mr. M.L. Weerkamp, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Artikel 5.1b, derde lid, van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb).
3.Als opgenomen in paragraaf 5.4 van het ‘Terugkeerhandboek’, aanbeveling EU 2017/2338, van de Europese Commissie.
4.Artikel 66a, eerste lid, aanhef en onder a van de Vw.