In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen eiseres, een Chinese nationaliteit, en de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit en een inreisverbod dat haar was opgelegd op 27 januari 2025. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet rechtmatig in Nederland verblijft en dat er een risico bestaat dat zij zich aan het toezicht zal onttrekken. Eiseres voerde aan dat zij verblijfsrecht heeft in Portugal, maar de rechtbank volgde deze stelling niet. De rechtbank stelde vast dat er geen beslissing was genomen op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning in Portugal en dat haar procedureel verblijfsrecht niet onder de reikwijdte van de geldige verblijfsvergunning valt. De rechtbank concludeerde dat verweerder terecht een terugkeerbesluit zonder vertrektermijn had opgelegd en dat het inreisverbod op grond van de Vreemdelingenwet terecht was uitgevaardigd. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard en er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd.