ECLI:NL:RBDHA:2025:10314

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
C/09/683033 / FA RK 25-2534
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek wijziging hoofdverblijfplaats van minderjarige in gezagskwestie

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in een geschil over de hoofdverblijfplaats van een minderjarige. De moeder heeft verzocht om de hoofdverblijfplaats van haar kind, geboren in 2016, bij haar vast te stellen. De minderjarige verblijft momenteel bij de ex-partner van de vader, [naam 2]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het in het belang van de minderjarige is om de huidige situatie te handhaven, gezien de stabiliteit die de minderjarige momenteel ervaart. De ouders zijn het erover eens dat stabiliteit belangrijk is, vooral na de recente gebeurtenissen in het leven van de minderjarige, waaronder het overlijden van een familielid. De rechtbank heeft het verzoek van de moeder afgewezen en heeft de ouders de mogelijkheid geboden om deel te nemen aan een traject voor begeleide omgang om het contact tussen de moeder en de minderjarige te herstellen. De rechtbank heeft ook een brief aan de minderjarige gestuurd om de beslissing uit te leggen. De beschikking is gegeven door kinderrechter mr. L.L. Benink en is openbaar uitgesproken op de zitting.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-2534
Zaaknummer: C/09/683033
Datum beschikking: 17 juni 2025

Gezagsuitoefening

Beschikking op het op 4 april 2025 ingekomen verzoek van:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. H.H.M. de Vries-Veringa te Lisse.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vader] ,

de vader,
met een bij de rechtbank bekend briefadres,
advocaat: mr. I. Aardoom-Fuchs te Gouda .

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift;
  • het verweerschrift;
  • het F9-formulier van 20 mei 2025 van de advocaat van de moeder, met bijlage.
De minderjarige [minderjarige] heeft zich in raadkamer uitgelaten over het verzoek.
Op 20 mei 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).

Feiten

- Partijen zijn gehuwd geweest van 25 april 2016 tot 2 juli 2019.
- Zij zijn de ouders van het volgende nu nog minderjarige kind:
- [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] , hierna: [minderjarige] .
- Bij beschikking van 19 april 2019 van deze rechtbank is – voor zover hier van belang – de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en het tussen partijen overeengekomen ouderschapsplan in de beschikking opgenomen.
- In het ouderschapsplan van 15 oktober 2018 zijn partijen – voor zover hier van belang – overeengekomen dat [minderjarige] zijn hoofdverblijf zal hebben bij de vader.
- Partijen oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige] uit.
-[minderjarige] verblijft momenteel bij de ex-partner van de vader.

Verzoek en verweer

De moeder heeft verzocht de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] vast te stellen bij de moeder, een en ander voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad.
De vader voert verweer, dat hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Juridisch kader
Op grond van het eerste lid van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek kunnen in geval van gezamenlijke uitoefening van het gezag geschillen hieromtrent op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt. Op grond van sub b van het tweede lid van artikel 1:253a BW kan de rechtbank beslissen bij welke ouder het kind zijn hoofdverblijfplaats heeft.
Standpunt moeder
De moeder wil dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij haar wordt bepaald. [minderjarige] verblijft nu feitelijk bij [naam 2] , de ex-partner van de vader (hierna: [naam 2] ). De moeder maakt zich ernstig zorgen over de omstandigheden waarin [minderjarige] opgroeit. [naam 2] draagt de zorg voor vijf kinderen, wat belastend is voor haar. De moeder is van mening dat zij [minderjarige] een stabiele basis kan bieden. De moeder wil daarom dat [minderjarige] bij haar komt wonen.
Standpunt vader
De vader verzet zich tegen een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] . [minderjarige] is al enkele jaren onderdeel van het gezin van [naam 2] en het gaat hier goed met [minderjarige] . [minderjarige] heeft aangegeven dat hij graag bij zijn broertjes en zusjes wil blijven wonen. Daarbij heeft [minderjarige] de afgelopen tijd een hoop meegemaakt, waardoor het volgens de vader niet in zijn belang is om zijn hoofdverblijfplaats nu te wijzigen naar de moeder.
Overwegingen rechtbank
De rechtbank overweegt als volgt. Gebleken is dat [minderjarige] in de afgelopen periode een hoop te verwerken heeft gehad, onder andere door het uit elkaar gaan van de vader en [naam 2] en het overlijden van de oma van [minderjarige] . Daarnaast is gebleken dat [minderjarige] de moeder inmiddels gedurende een langere periode niet (structureel) heeft gezien. De ouders zijn het erover eens dat stabiliteit op dit moment van belang is voor [minderjarige] . Gelet hierop acht de rechtbank het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] om zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder vast te stellen. De rechtbank zal het verzoek van de moeder dan ook afwijzen.
De rechtbank merkt daarnaast nog op dat tijdens de zitting is gebleken dat de moeder graag weer structureel contact zou willen hebben met [minderjarige] . Beide ouders hebben op de zitting de bereidheid uitgesproken om deel te nemen aan het traject begeleide omgang om op die manier te proberen om het contact tussen de moeder en [minderjarige] te herstellen. De rechtbank zal de ouders in de gelegenheid stellen deel te nemen aan dit traject, zoals blijkt uit het proces-verbaal van doorverwijzing dat aan deze beschikking is gehecht. Dit proces-verbaal is al per e-mail verzonden naar Jeugdteams Leidse Regio voor deelname aan voornoemd traject en aanmelding bij de betreffende uitvoerende hulpverleningsinstantie. De rechtbank zal deze beschikking per post zenden aan Jeugdteams Leidse Regio. De rechtbank zal de zaak niet aanhouden in afwachting van het verloop van het hulpverleningstraject, nu zij een eindbeslissing heeft genomen over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en er geen verzoek ten aanzien van de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] aan de rechtbank voorligt.
Brief aan [minderjarige]
De rechtbank zal [minderjarige] in de volgende, gelijktijdig met deze beschikking te versturen aparte brief, uitleggen wat de rechtbank heeft besloten:
Beste [minderjarige] ,
Jij hebt in een gesprek aan mij verteld dat je nu bij [naam 2] woont en dat je je moeder op dit moment niet meer ziet. Je wilt graag bij [naam 2] blijven wonen, maar je staat er wel voor open om soms een kaartje van je moeder te krijgen.
Ik heb je beloofd hierover met jouw ouders te praten en heb dat ook gedaan. Tijdens dat gesprek vertelde jouw moeder dat zij zich zorgen over jou maakt en jou graag weer wil zien. Je moeder en je vader willen allebei ook graag wat het beste is voor jou. Ik vind het ook belangrijk dat jij jouw moeder weer gaat zien, maar dit moet gebeuren op een manier die voor jullie allebei goed is. Samen met je ouders heb ik daarom besloten om een organisatie te vragen om jullie daarbij te helpen. De mensen daar zullen jou en jouw moeder helpen om weer met elkaar te praten. Aan je woonsituatie zal ik niets veranderen, dus voorlopig kun je bij [naam 2] thuis blijven wonen.
Met vriendelijke groet,
De kinderrechter

Beslissing

De rechtbank:
*
stelt vast dat partijen, te weten:
[de moeder] (de moeder),
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
en
[de vader] (de vader),
met een bij de rechtbank bekend briefadres,
bij (aangehecht) proces-verbaal van doorverwijzing zijn verwezen naar(De Rotterdamse omgangsbegeleiding voorziet blijkens haar folder in omgangsbegeleiding voor de duur van in beginsel maximaal zes maanden, overeenkomend met acht à negen contacten.) Jeugdteams Leidse Regio voor deelname aan het traject begeleide omgang en voor aanmelding bij de uitvoerende hulpverleningsinstantie;
beveelt de griffier binnen twee dagen na heden een afschrift van deze beschikking te zenden naar: Jeugdteams Leidse Regio, Haarlemmerstraatweg 31 – 8519 – 2343 LA Oegstgeest;
*
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L.L. Benink, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. E.X.R. Yi als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 17 juni 2025.