ECLI:NL:RBDHA:2025:10336

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 juni 2025
Publicatiedatum
13 juni 2025
Zaaknummer
NL25.15702
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en Dublinverordening: Verantwoordelijkheid Denemarken

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, een Russische nationaliteit hebbende man, zijn asielaanvraag niet in behandeling genomen zag door de minister van Asiel en Migratie. De rechtbank heeft geoordeeld dat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag op basis van de Dublinverordening. Eiser had zijn aanvraag op 25 januari 2025 ingediend, maar de minister besloot op 3 april 2025 dat Denemarken de verantwoordelijkheid droeg. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoert dat hij onder slechte omstandigheden in Denemarken verbleef en geen medische zorg ontving. De rechtbank heeft de zaak op 6 juni 2025 behandeld, waarbij eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.

De rechtbank overweegt dat eiser niet heeft aangetoond dat er systeemfouten zijn in de asielprocedure in Denemarken die zouden leiden tot een schending van artikel 3 van het EVRM. Eiser heeft geen asiel aangevraagd in Denemarken en zijn eerdere ervaringen in het opvangcentrum zijn niet relevant voor de huidige beoordeling. De rechtbank concludeert dat de minister terecht heeft besloten de asielaanvraag niet in behandeling te nemen, omdat eiser niet heeft aangetoond dat zijn gezondheid bij terugkeer naar Denemarken onomkeerbaar zou verslechteren. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.15702

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

V-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. E.S. van Aken),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Met het besluit van 3 april 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen, omdat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 6 juni 2025 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig [naam]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 1983 en de Russische nationaliteit te hebben. Op 25 januari 2025 heeft hij een asielaanvraag ingediend.
2. Verweerder heeft bij besluit van 3 april 2025 de asielaanvraag van eiseres niet behandeling genomen op grond van artikel 30, eerste lid, van de Vw. [1] Daarin is bepaald dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen indien op grond van de Dublinverordening [2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. In dit geval heeft Nederland bij Denemarken een verzoek om terugname van eiser gedaan. Denemarken heeft dit verzoek op 10 maart 2025 aanvaard.
3. Eiser kan zich niet vinden in het bestreden besluit en voert hiertoe het volgende aan. Eiser heeft geen asiel kunnen aanvragen in Denemarken en heeft onder slechte omstandigheden verbleven in het uitzetcentrum Kærshovedgård. Hij heeft hier ook niet de nodige medische zorg gekregen. In dit verband verwijst eiser naar een rapport van Freedom in the World van 2020. Hij is een kwetsbare asielzoeker, omdat hij een chronische Estein-Barr-virusinfectie en psychische problemen heeft. Bij overdracht zal zijn gezondheid onomkeerbaar ernstig verslechteren. Tot slot heeft eiser een rapport overgelegd met als titel “Rapport over de Omstandigheden in Uitzetcentrum Kærshovedgård en de Implicaties voor de Overdracht van Kwetsbare Asielzoekers onder de Dublin III-Verordening.”
De rechtbank oordeelt als volgt.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
4. Verweerder mag er, gelet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel, in beginsel vanuit gaan dat Denemarken zijn verdragsverplichtingen nakomt. Dit volgt ook uit de uitspraak van de Afdeling [3] van 5 augustus 2024. [4] Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en opvangvoorzieningen waardoor een risico ontstaat op schending van artikel 3 van het EVRM. [5] Eiser is hier niet in geslaagd.
5. Eiser heeft geen asiel aangevraagd in Denemarken. Gelet hierop heeft hij dus geen ervaring met het asielsysteem en het opvangsysteem voor asielzoekers in Denemarken. Zijn eerdere ervaringen in het opvangcentrum zien namelijk op de situatie dat hij als illegale vreemdeling in Denemarken is aangetroffen. De verwijzing naar het rapport over de omstandigheden in het uitzetcentrum leidt niet tot een ander oordeel. Niet is gebleken dat eiser bij terugkeer weer in diezelfde omstandigheden zal verblijven. Bovendien is de herkomst van het rapport niet te achterhalen en is de betrouwbaarheid van het rapport niet voldoende vast te stellen. Verder is de enkele verwijzing naar het rapport van Freedom in the World van 2020 niet voldoende. Niet is gebleken in hoeverre dit rapport nog steeds actueel is en op eiser van toepassing is.
6. Eiser heeft daarnaast zijn medische problemen niet met objectieve documenten onderbouwd. Ook is niet onderbouwd dat de Deense autoriteiten hem de noodzakelijke medische zorg hebben onthouden of deze bij terugkeer zullen weigeren. Bovendien is niet gebleken dat Nederland het aangewezen land is om een eventuele behandeling aan eiser te bieden.
Medische problemen
7. Op grond van het Tarakhel-arrest [6] dient verweerder, in geval van bijzondere kwetsbaarheid van een vreemdeling, om individuele garanties te vragen voordat verweerder de vreemdeling overdraagt. Het is aan de vreemdeling om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere kwetsbaarheid. Eiser is hier niet in geslaagd. Zo zijn de gestelde medische problemen niet met recente objectieve stukken onderbouwd en heeft eiser zich langere tijd zelfstandig in Europa staande kunnen houden. Ook is niet gebleken dat eiser op dit moment een medische behandeling krijgt of nodig heeft.
8. Voor zover eiser een beroep doet op het arrest C.K. [7] slaagt dit niet. Hij heeft namelijk niet met objectieve documenten onderbouwd dat overdracht naar Denemarken zal leiden tot een aanzienlijke en onomkeerbare verslechtering van zijn gezondheidstoestand.
9. Tot slot hoefde verweerder in de door eiser genoemde medische klachten geen bijzondere omstandigheden aanwezig te achten die maken dat overdracht aan Denemarken getuigt van onevenredige hardheid als bedoeld in artikel 17 van de Dublinverordening. Gelet op hetgeen in rechtsoverweging 6 is overwogen heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij na de overdracht aan Denemarken geen medische behandeling zal kunnen krijgen, mocht hij dat nodig hebben.
Conclusie
10. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht de asielaanvraag van eiser niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 13 juni 2025 door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Verordening (EU) 2013/604
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden.
6.Arrest van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens van 4 november 2014, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712.
7.HvJEU 16 februari 2017, ECLI:EU:C:2017:127.