ECLI:NL:RBDHA:2025:10337
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie, verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. V. Senczuk, een beroep ingediend tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig had beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf. Op 6 maart 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen, waarna verzoekster haar beroep heeft ingetrokken. Verzoekster heeft echter verzocht om vergoeding van de proceskosten, aangezien de minister niet tijdig had beslist. De rechtbank heeft geoordeeld dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoekster door alsnog een besluit te nemen. Gezien de omstandigheden heeft de rechtbank het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten, rekening houdend met de wegingsfactor van 0,5, omdat de zaak van licht gewicht was. Daarnaast moet de minister het door verzoekster betaalde griffierecht vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is op 30 april 2025 openbaar gemaakt.