ECLI:NL:RBDHA:2025:10388

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
09-203843-24 en 09-018365-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring voorbereidingshandelingen teweegbrengen ontploffing met jeugddetentie en taakstraf

Op 5 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in 2006, die beschuldigd werd van voorbereidingshandelingen voor het teweegbrengen van een ontploffing. De zaak werd behandeld op een besloten zitting op 22 mei 2025. De officier van justitie, mr. R.R. Knobbout, eiste bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. T. Arkesteijn, pleitte voor vrijspraak van het bestanddeel 'levensgevaar'. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk explosieve stoffen had verworven en dat er levensgevaar te duchten was voor de bewoners van het woonwagenkamp aan het Isabellaland. De rechtbank verklaarde het feit wettig en overtuigend bewezen en legde een jeugddetentie op van 47 dagen, met aftrek van het voorarrest, en een taakstraf van 90 uren, bestaande uit een leerstraf en een voorwaardelijke werkstraf. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit, en besloot tot een combinatie van straffen, inclusief bijzondere voorwaarden voor begeleiding en behandeling.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummers: 09-203843-24 en 09-018365-23 (tul)
Datum uitspraak: 5 juni 2025
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Den Haag in de zaken tegen de verdachte:
[verdachte](hierna: de verdachte),
geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] (Spanje),
BRP-adres: [adres] , [postcode] [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

De strafzaak tegen de verdachte is behandeld op de besloten terechtzitting van 22 mei 2025.
De officier van justitie in deze zaak is mr. R.R. Knobbout en de advocaat van de verdachte is mr. T. Arkesteijn te Den Haag. De verdachte is op de terechtzitting verschenen.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 22 juni 2024 te 's-Gravenhage, althans in Nederland ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven teweegbrengen van een ontploffing (op het woonwagenkamp aan het Isabellaland), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten meerdere Cobra's, althans (een) explosieve stof(fen), en/of benzine, althans een brandversnellende vloeistof heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het tenlastegelegde feit.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de verdachte partieel vrijgesproken dient te worden van het bestanddeel ‘levensgevaar’, omdat daar volgens de raadsvrouw geen sprake van is geweest.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank zal voor het feit met een opgave van bewijsmiddelen, als genoemd in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan. De verdachte heeft dit bewezen verklaarde feit namelijk bekend en daarna niet anders verklaard. Daarnaast heeft de raadsvrouw geen vrijspraak bepleit. De officier van justitie heeft met betrekking tot dit feit eveneens gerekwireerd tot bewezenverklaring.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met onderzoeksnummer DH2R024057, van de politie eenheid Den Haag, Districtsrecherche Den Haag-West (doorgenummerd pagina 1 t/m 172).
De rechtbank gebruikt de volgende bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van de verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 22 mei 2025;
2. Het proces-verbaal van bevindingen met bijlagen, opgemaakt op 22 juni 2024 (p. 44-51);
3. Het proces-verbaal van aanhouding verdachte met bijlagen, opgemaakt op 22 juni 2024 (p. 68-72).
3.4
Bewijsoverweging ‘levensgevaar’
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat er sprake was van levensgevaar voor anderen, omdat de verdachte ter zitting heeft verklaard dat hij de vuurwerkbom ergens op de stoep moest plaatsen en niet aan een deur moest bevestigen. Daar komt bij dat de officier van justitie weliswaar heeft toegelicht dat de woonwagens door een ontploffing in brand zouden zijn gevlogen en mensen als gevolg daarvan zouden zijn overleden, maar de verdachte is al voor het plaatsen van de vuurwerkbom in elkaar geslagen. Bovendien, aldus de raadsvrouw, heeft de verdachte verklaard dat hij nog twijfelde of hij de vuurwerkbom wel wilde plaatsen.
De rechtbank stelt voorop dat de verdachte voorbereidingshandelingen wordt verweten. Dat hij om wat voor reden dan ook de vuurwerkbommen niet tot ontploffing heeft gebracht, zoals benadrukt door de advocaat, is dan ook niet relevant voor de vraag of er levensgevaar te duchten is in het geval de verdachte de vuurwerkbommen wel tot ontploffing brengt. De rechtbank stelt verder vast dat Isabellaland een straat is waaraan een woonwagenkamp is gelegen en waar mensen wonen. De verdachte is met twee vuurwerkbommen, bestaande uit flesjes met een brandversnellende vloeistof getapet aan zwaar vuurwerk, te weten een Cobra, in de nachtelijke uren naar het woonwagenkamp gegaan met als doel deze vuurwerkbommen af te steken en tot ontploffing te brengen. De ontploffing van een zware vuurwerkbom brengt in algemene zin het grote risico met zich dat brand ontstaat in de omgeving, waaronder in dit geval de woningen gelegen aan het Isabellaland. Door het in de brand staan van een woning ontstaat levensgevaar voor de mensen die in die woningen aanwezig zijn.
Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat vastgesteld kan worden dat als de ontploffing plaats had gevonden er levensgevaar te duchten was geweest voor de bewoners van het woonwagenkamp.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat dit feit wettig en overtuigend is bewezen.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
hij op 22 juni 2024 te 's-Gravenhage, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven teweegbrengen van een ontploffing (op het woonwagenkamp aan het Isabellaland), terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, opzettelijk voorwerpen en stoffen, te weten meerdere Cobra’s en een brandversnellende vloeistof voorhanden heeft gehad.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De op te leggen straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een jeugddetentie van 225 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 180 dagen jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden, zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) met toevoeging van het locatieverbod (een straal van 200 meter rondom het Isabellaland). De officier van justitie heeft daarnaast een taakstraf van 120 uren gevorderd, bestaande uit een leerstraf van 40 (So Cool) dan wel 50 uren (So Cool verlengd), subsidiair 20 dan wel 25 dagen vervangende jeugddetentie, en een werkstraf van 80 dan wel 70 uren (afhankelijk van de op te leggen leerstraf), subsidiair 40 dan wel 35 dagen vervangende jeugddetentie. Ten aanzien van de variant van de gevorderde leerstraf heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft namens de verdachte bepleit te volstaan met een leerstraf en een werkstraf met aftrek van de dagen die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, zodat de verdachte verder kan werken aan zijn toekomst en hem de mogelijkheid van een succesvolle aanvraag van een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) niet ontnomen wordt. Verder heeft de raadsvrouw bepleit geen voorwaardelijke straf op te leggen, maar eventuele voorwaarden te verbinden aan de vordering tenuitvoerlegging (09-018365-23) en de proeftijd te verlengen. Indien de rechtbank onverhoopt overgaat tot een voorwaardelijke straf, heeft de raadsvrouw verzocht geen voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen, omdat dit volgens haar onvoldoende preventief werkt. Daarnaast ziet de raadsvrouw geen aanleiding om een locatieverbod op te leggen, allereerst omdat bij de verdachte geen enkele behoefte bestaat om in de buurt van het Isabellaland te komen en ten tweede omdat er geen kaartje bij het locatieverbod is gevoegd en niet kan worden uitgezocht of hier eventueel scholen in liggen waar de verdachte een vervolgopleiding wil volgen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank houdt bij de strafoplegging rekening met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan uit het rapport en tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft op zeventienjarige leeftijd in opdracht van een ander een ontploffing
voorbereid. In de buurt van het woonwagenkamp werd de verdachte aangetroffen met twee vuurwerkbommen, gemaakt van flesjes met een brandversnellende vloeistof met daaraan Cobra’s vast getapet. De verdachte had hiermee een flinke ontploffing teweeg kunnen brengen. Dergelijke explosies zijn bedreigend en beangstigend voor de bewoners en de omwonenden. Ook leiden dit soort explosies tot hevige onrust en gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving, zeker nu er in de afgelopen jaren steeds meer van deze aanslagen gepleegd worden met in een aantal gevallen heel ernstige gevolgen, waaronder dodelijke slachtoffers en enorme schade. De rechtbank vindt het zeer zorgelijk dat de verdachte bereid is om tegen betaling zo’n ernstig strafbaar feit te plegen en rekent het de verdachte zwaar aan dat hij daarbij uitsluitend heeft gedacht aan zijn eigen financiële gewin, zonder na te denken over de gevolgen van zijn voorgenomen acties voor anderen.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 april 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten, waarvoor hij nog in een proeftijd liep.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de Raad van 25 april 2025 en de mondelinge toelichting die daarop door de deskundige ter zitting is gegeven. Daaruit volgt
– samengevat – dat de verdachte kwetsbaar is en makkelijk beïnvloedbaar. Het is belangrijk dat het al lopende reclasseringstoezicht en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden worden voortgezet en worden aangevuld met de voorwaarde dat de verdachte behandeling gaat volgen. Dit kan zowel door het opleggen van een voorwaardelijke straf als via de vordering tenuitvoerlegging. Verder is het van belang dat de verdachte een taakstraf opgelegd krijgt in de vorm van de leerstraf So Cool, de verlengde variant, om sociale en cognitieve vaardigheden aan te leren en te vergroten.
De jeugdreclasseerder heeft zich ter zitting aangesloten bij het advies van de Raad en het belang van traumabehandeling benadrukt. De verdachte is, toen hij op het woonwagenkamp werd aangetroffen, door een bewoner mishandeld en die mishandeling heeft veel impact op hem gehad. Het is van belang dat hij de juiste hulp krijgt om dit op een juiste manier te verwerken.
StrafDe rechtbank heeft, naast het hiervoor genoemde, ook gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd en de LOVS-oriëntatiepunten voor de straftoemeting voor minderjarigen.
De rechtbank weegt in strafmatigende zin mee dat de verdachte op het woonwagenkamp flink in elkaar is geslagen door een bewoner, met zowel fysiek als psychisch letsel als gevolg.
Gezien de ernst van het feit kan niet worden volstaan met een lichtere sanctie dan jeugddetentie. De rechtbank is van oordeel dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 47 dagen, gelijk aan het voorarrest, passend en geboden is. Daarnaast ziet de rechtbank aanleiding om een taakstraf op te leggen van 90 uren, bestaande uit de leerstraf So Cool-verlengd (50 uren) en een voorwaardelijke werkstraf van 40 uren met een proeftijd van twee jaren. De rechtbank zal aan dit voorwaardelijk deel van de straf bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de Raad, namelijk het volgen van onderwijs of het hebben van een zinvolle dagbesteding, het meewerken aan de inzet en begeleiding van een coach vanuit Kracht of een soortgelijke instelling en het meewerken aan traumabehandeling en individuele behandeling, indien en voor zover dit door de reclassering in aanvulling op So Cool verlengd noodzakelijk wordt geacht. De rechtbank ziet geen aanleiding om een locatieverbod op te leggen en zal dit dus ook niet doen.

7.De vordering tot tenuitvoerlegging

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de bij parketnummer 09-018365-23 door de kinderrechter in de rechtbank Den Haag op 4 april 2024 voorwaardelijk opgelegde straf van 20 uren werkstraf, subsidiair 10 dagen jeugddetentie, ten uitvoer wordt gelegd wegens niet naleven van de algemene voorwaarde.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht de proeftijd te verlengen, zodat de huidige voorwaarden en de door de Raad geadviseerde voorwaarde van behandeling in het kader van deze voorwaardelijke straf kunnen worden opgelegd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet dat er gronden zijn voor de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk deel van de opgelegde taakstraf, waartoe de verdachte werd veroordeeld bij onherroepelijk geworden vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 4 april 2024. Uit het onderzoek ter terechtzitting is namelijk gebleken dat de verdachte de algemene voorwaarde niet heeft nageleefd, doordat hij zich voor het einde van de proeftijd die bij voormeld vonnis was opgelegd, wederom heeft schuldig gemaakt aan een soortgelijke feit. De vordering zal daarom worden toegewezen.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
46, 63, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 157 van het wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezenverklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

9.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, zoals hierboven in paragraaf 3.5 bewezen is verklaard en kwalificeert dit als:
voorbereiding van opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is;
verklaart het bewezenverklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
straffen
veroordeelt de verdachte tot:
een
jeugddetentievoor de duur van
47 (ZEVENENVEERTIG) DAGEN;
beveelt dat de tijd (47 dagen), door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze jeugddetentie geheel in mindering zal worden gebracht;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
leerstraf, zijnde het volgen van een leerproject, te weten
So Cool verlengd, voor de duur van
50 (VIJFTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
25 (VIJFENTWINTIG) DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een
taakstraf, bestaande uit een
werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, voor de duur van
40 (VEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde deze taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van
20 (TWINTIG) DAGEN;
bepaalt dat de veroordeelde, ook in het geval hij de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt, in aanmerking komt voor vervangende jeugddetentie in plaats van vervangende hechtenis;
bepaalt dat deze maatregel niet ten uitvoer zal worden gelegd als de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op
twee jarenvastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
1. gedurende de proeftijd onderwijs zal volgen en/of zich inzet voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding, alles in overleg met de jeugdreclassering;
2. meewerkt met de inzet van en begeleiding door een coach vanuit Kracht of een soortgelijke instelling, zolang de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
3. meewerkt aan traumabehandeling en individuele behandeling, indien de jeugdreclassering dit in aanvulling op So Cool Verlengd noodzakelijk en aangewezen acht;
geeft opdracht aan Jeugdbescherming west Haaglanden, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, om toezicht te houden op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de jeugdreclassering, zo vaak en zo lang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
de vordering tenuitvoerlegging
gelast de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf voor de duur van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 4 april 2024 in de zaak met parketnummer 09-018365-23.
het bevel tot voorlopige hechtenis
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de veroordeelde.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. E. van Die, kinderrechter, voorzitter,
mr. M.H. Rochat, kinderrechter,
en mr. T.E.F. Reijnders kinderrechter,
in tegenwoordigheid van mr. E.M.C. Mulders, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 juni 2025.