ECLI:NL:RBDHA:2025:10390
Rechtbank Den Haag
- Op tegenspraak
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak wegens ontbreken van wettig en overtuigend bewijs in een strafzaak met betrekking tot voorbereidingshandelingen voor een ontploffing
In deze strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2006, heeft de rechtbank Den Haag op 5 juni 2025 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen voor een ontploffing, waarbij hij onder andere explosieve stoffen en brandversnellende vloeistoffen zou hebben verworven en voorhanden heeft gehad. De zaak werd behandeld op de terechtzittingen van 12 maart 2025 en 22 mei 2025. De officier van justitie, mr. R.R. Knobbout, eiste bewezenverklaring van het primair tenlastegelegde feit, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.G. Cantarella, vrijspraak bepleitte wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank oordeelde dat de aangetroffen vingerafdrukken van de verdachte op een flesje en tape onvoldoende bewijs boden voor de beschuldigingen. Er was geen duidelijk bewijs van een plan of doel voor de vuurwerkbom, en de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde feit. Daarnaast werden vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen afgewezen, gezien de vrijspraak.