ECLI:NL:RBDHA:2025:10422

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
NL24.47430
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Haarlem, wordt het beroep van eiser behandeld tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend op 2 juni 2023, maar de minister heeft niet tijdig beslist. Eiser heeft toestemming gegeven om de behandeling van het beroep op zitting achterwege te laten. De rechtbank stelt vast dat de minister de beslistermijn heeft overschreden, ondanks een ingebrekestelling die op 11 november 2024 is ingediend. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is en dat de minister binnen vier weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de asielaanvraag. Tevens wordt er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 453,50. De uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, en is openbaar gemaakt op 16 juni 2025.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.47430

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [#] , eiser

(gemachtigde: mr. W.M. Blaauw),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Inleiding

1. Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingesteld omdat verweerder volgens hem niet op tijd heeft beslist op de asielaanvraag van 2 juni 2023.
1.1
Eiser heeft toestemming gegeven als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) om een behandeling van het beroep op zitting achterwege te laten.
Omdat verweerder niet heeft gereageerd binnen de daarvoor door de rechtbank gegeven termijn houdt de rechtbank het ervoor dat verweerder toestemming heeft gegeven als bedoeld in artikel 8:57 van de Awb om een behandeling van het beroep op zitting achterwege te laten. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een bestuursorgaan niet op tijd beslist op een aanvraag of bezwaarschrift, kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene per brief aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog beslist moet worden op zijn aanvraag of bezwaar (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na die twee weken nog steeds geen besluit is, dan kan de betrokkene beroep instellen. [1]
3. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag een besluit op de asielaanvraag moet nemen. In het zesde lid van artikel 42 van de Vw is bepaald dat indien in het kader van de asielaanvraag wordt onderzocht of de aanvraag op grond van artikel 30 niet in behandeling dient te worden genomen, de termijn, bedoeld in het eerste lid, aanvangt op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland daarvoor verantwoordelijk is.
4. Eiser heeft een asielaanvraag ingediend op 2 juni 2023. Verweerder heeft in eerste instantie een andere lidstaat verantwoordelijk geacht voor de behandeling van de asielaanvraag. Op 9 augustus 2023 heeft verweerder aan eiser bericht dat zijn asielaanvraag in de nationale procedure zal worden behandeld. Dat maakt dat verweerder vanaf 9 augustus 2023 verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder de beslistermijn als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) heeft overschreden. Ook als uitgegaan zou worden van de rechtsgeldigheid van de verlenging van de beslistermijn met Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire (WBV) 2023/3, zoals verweerder doet, is de beslistermijn verstreken. De rechtbank stelt verder vast dat sprake is van een geldige ingebrekestelling ingediend op 11 november 2024 en dat het beroep terecht is ingediend. Het beroep is gegrond.
Welke beslistermijn wordt opgelegd?
6. In de uitspraak van 8 juli 2020 [2] heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) geoordeeld dat in asielzaken de rechter er rekening mee houdt dat de staatssecretaris aanvragen binnen een redelijke termijn moet hebben behandeld en dus geen onnodig lange nadere termijn stelt en in ieder geval de bovengrens van 21 maanden in acht neemt. Voorts heeft de Afdeling geoordeeld dat bij bepaling van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. Kortom, de rechter stelt de nadere termijn zodanig dat deze in redelijkheid niet onnodig lang en ook niet onrealistisch kort is.
6.1
In lijn met wat de Afdeling in de uitspraak van 8 juli 2020 heeft overwogen acht de rechtbank een termijn van vier weken niet onredelijk lang of onrealistisch kort, omdat de bovengrens van 21 maanden is verstreken. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken.
Wordt er een dwangsom opgelegd?
7. Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet [3] bepaald dat de artikelen 4:17 tot en met 4:19 (over de bestuurlijke dwangsom), afdeling 8.2.4a (waarin artikel 8:55d staat) en artikel 8:72, zesde lid, van de Awb (over de rechterlijke dwangsom) niet van toepassing zijn op besluiten op asielaanvragen voor bepaalde tijd.
7.1
In zijn uitspraak van 30 november 2022 [4] heeft de Afdeling geoordeeld dat het uitsluiten van de mogelijkheid een rechterlijke dwangsom op te leggen, in strijd is met artikel 47 van het EU Handvest. Artikel 1 van de Tijdelijke wet is op dit punt daarom onverbindend. Dit betekent het volgende. Als het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, bepaalt de rechtbank binnen welke termijn verweerder alsnog een besluit moet nemen. De rechtbank verbindt aan de uitspraak een nadere dwangsom voor iedere dag dat verweerder in gebreke blijft de uitspraak na te leven.
7.2
De rechtbank ziet op grond van het voorgaande aanleiding om met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb te bepalen dat verweerder een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag dat de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt, verweerder de onder 6.1 genoemde termijn krijgt om alsnog een besluit te nemen en aan verweerder de onder 7.2 genoemde dwangsom wordt opgelegd.
8.1
Omdat het beroep gegrond is krijgt eiser een vergoeding voor zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 453,50 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag gegrond;
- vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
- draagt verweerder op binnen vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit te nemen op eisers asielaanvraag;
- bepaalt dat verweerder aan eiser een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, rechter, in aanwezigheid van N.J. Vervoordeldonk, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Dit staat onder andere in artikel 6:12 van de Awb.
3.Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND