ECLI:NL:RBDHA:2025:10453

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
SGR 24/7585
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen ontslag van ambtenaar in tijdelijke dienst en verzoek om schadevergoeding

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 26 mei 2025, wordt het beroep van eiseres tegen haar eervol ontslag beoordeeld. Eiseres, werkzaam als Beveiliger bij de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie, was sinds 5 januari 2021 in tijdelijke dienst met een proeftijd tot 4 januari 2023. Vanwege zorgen over haar functioneren is een verbetertraject gestart, maar na meerdere beoordelingsgesprekken en een incident met een vuurwapen, heeft de staatssecretaris van Defensie besloten haar eervol te ontslaan. Eiseres betwist het ontslag en stelt dat het besluit onzorgvuldig en ondeugdelijk is gemotiveerd, en dat haar hoorrecht is geschonden. De rechtbank oordeelt dat verweerder in redelijkheid tot het ontslag heeft kunnen besluiten, en dat eiseres voldoende gelegenheid heeft gehad om aan de verwachtingen te voldoen. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding af, omdat het ontslag rechtmatig is en de procedure binnen een redelijke termijn is afgerond. Eiseres krijgt wel een vergoeding van het griffierecht en proceskosten toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/7585

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 mei 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.H.J. Nass),
en

de staatssecretaris van Defensie, verweerder

(gemachtigde: mr. R.N. Bruin).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen het besluit haar eervol te ontslaan.
1.1.
Met het bestreden besluit van 18 juli 2024 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij dat besluit gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 14 april 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder. De rechtbank heeft op de zitting het onderzoek geschorst om eiseres gelegenheid te geven een stuk in te dienen. Verweerder heeft daar schriftelijk op gereageerd. Hierna heeft de rechtbank het onderzoek gesloten. Met instemming van partijen heeft geen nadere zitting plaatsgevonden.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is op 5 januari 2021 aangesteld in tijdelijke dienst, voor onbepaalde tijd met een proeftijd tot en met 4 januari 2023, in de functie van Beveiliger bij de Defensie Bewakings- en Beveiligingsorganisatie (DBBO).
2.1.
Verweerder is vanaf maart 2022 een verbetertraject met eiseres gestart vanwege bedenkingen over haar functioneren. In een beoordelingsgesprek van 1 november 2022 is eiseres verteld dat zij vooralsnog niet in aanmerking kwam voor een vaste aanstelling. Op 22 december 2022 is de proeftijd verlengd tot en met 15 februari 2023. Met het primaire besluit van 13 februari 2023 is eiseres met ingang van 15 februari 2023 eervol ontslag verleend.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Het bestreden besluit geeft geen blijk van een redelijke afweging van belangen, is onzorgvuldig genomen, ondeugdelijk gemotiveerd en in strijd met het vertrouwensbeginsel.
Eiseres liet in haar functioneren aanzienlijke verbeteringen zien, maar dit komt niet terug in de besluitvorming en het verslag van het laatste beoordelingsgesprek. Het feitenonderzoek is niet zorgvuldig. Verweerder heeft eiseres geen reëel verbetertraject gegeven, omdat eind 2022 al vaststond dat eiseres zou worden ontslagen. De onderbouwing van het ontslag is selectief en negeert alle positieve aspecten, terwijl de verwijten aan eiseres niet concreet zijn gemaakt. Ook is ten onrechte de verklaring van de heer [naam 1] gepasseerd, die het standpunt van eiseres ondersteunt. De belangen van eiseres zijn niet meegewogen. Bovendien is zij ten onrechte niet gehoord, terwijl zij daar wel om heeft verzocht.
Tijdens het verbetertraject is verder de indruk gewekt dat eiseres bij een positieve uitkomst van het verbetertraject een vaste aanstelling zou krijgen. Hier heeft verweerder niet naar gehandeld, in strijd met het vertrouwensbeginsel.
3.1.
Eiseres heeft op de zitting verzocht om schadevergoeding vanwege een onrechtmatig besluit en vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn.
Wat zijn de regels?
4. Aan de ambtenaar in tijdelijke dienst die is aangesteld voor onbepaalde tijd, kan ontslag worden verleend. Dan moet een opzegtermijn in acht wordt genomen of een vergoeding worden betaald die gelijk is aan de bezoldiging die tijdens de opzegtermijn zou zijn genoten. [1]
4.1.
Als een tijdelijke aanstelling na afloop van de proeftijd niet wordt voorgezet en eervol ontslag wordt verleend, toetst de rechter het ontslag terughoudend. De toetsing beperkt zich tot de vraag of het bestuursorgaan in redelijkheid tot het oordeel heeft kunnen komen dat de betrokkene niet heeft voldaan aan door het bestuursorgaan in redelijkheid te stellen eisen en verwachtingen, dan wel of sprake is van strijd met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel. Niet is vereist dat de betrokken ambtenaar blijk heeft gegeven van ongeschiktheid die het ontslag van een in vaste dienst aangestelde ambtenaar zou kunnen rechtvaardigen. [2]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Mocht verweerder besluiten de aanstelling niet voort te zetten?
5. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder mogen besluiten om de aanstelling niet voort te zetten en eiseres eervol te ontslaan. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel komt.
5.1.
Tijdens de proeftijd hebben de leidinggevenden van eiseres herhaaldelijk hun zorgen geuit over haar functioneren. Daarbij kwamen dezelfde ontwikkelpunten terug, namelijk een alertheid, initiatief en basiskennis.
5.1.1.
Zo heeft wachtcommandant [naam 2] al in januari 2022 zorgen geuit over het functioneren van eiseres. Zij zou zich vaak afzonderen, weinig initiatief tonen en tijdens rondes niet scherp en alert zijn. [naam 2] heeft eiseres hier op 27 januari 2022 op aangesproken. In een functioneringsgesprek van 24 maart 2022 is met eiseres besproken dat haar functioneren nog niet aan de verwachtingen voldeed. Daarbij is een gebrek aan initiatief aan de orde gesteld. Er is een verbetertraject gestart waarbij met eiseres afspraken zijn gemaakt over haar verdere ontwikkeling en de ondersteuning daarbij.
Nadat enige verbetering werd waargenomen, vond op 14 juni 2022 een incident plaats, waarbij eiseres per ongeluk een schot loste in de ontlaadbuis. Dit kwam doordat eiseres haar extra patroonhouder aanzag voor haar patroonhouder en dacht dat het wapen leeg was.
In een volgend functioneringsgesprek van 15 september 2022 is vastgesteld dat eiseres de afspraken over haar ontwikkeling goed nakwam, maar dat het tonen van eigen initiatief, specifieke vakinhoudelijke kennis en het aangeven van grenzen aandachtspunten blijven. Op 17 oktober 2022 heeft wachtcommandant [naam 2] aangegeven dat eiseres desondanks verviel in een afwachtende houding.
5.1.2.
Op 1 november 2022 heeft een nader gesprek met eiseres plaatsgevonden en is besproken dat de proeftijd zou worden verlengd, omdat nog geen positief oordeel over haar functioneren kon worden gegeven.
In een functioneringsgesprek van 17 november 2022 is aangegeven dat de basiskennis van eiseres niet op orde was en het tonen van initiatief ondermaats.
5.1.3.
Tijdens een beoordelingsgesprek van 1 februari 2023 is geconcludeerd dat de verbeteringen niet consistent zijn gebleken en het algehele beeld onvoldoende was voor een vaste aanstelling.
5.2.
Verweerder heeft hiermee duidelijk en consequent aangegeven op welke punten eiseres’ functioneren naar zijn oordeel tekortschoot. Verweerder heeft eiseres tijdens de proeftijd ook voldoende tijd en gelegenheid gegeven om aan de verwachtingen te voldoen. Ook na het gevaarlijke vuurwapenincident van 14 juni 2022 heeft verweerder de kans geboden tot verbetering en geen definitief oordeel over eiseres’ functioneren gegeven. Hierbij heeft verweerder aandacht getoond voor periodes waarin sprake was verbetering, maar daarbij geconstateerd dat de verbetering niet aanhield. Het is de rechtbank niet gebleken dat verweerder vooringenomen heeft gehandeld of dat hij onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiseres. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de heer [naam 1] een verklaring heeft afgelegd die de conclusies van verweerder ontkracht. Er zijn ook geen aanwijzingen dat verweerder van een onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan.
5.3.
Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt ook niet. Daarvoor is vereist, dat toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht, waaruit eiseres mocht afleiden dat verweerder tot een vaste aanstelling zou overgaan. Daarvan is geen sprake. Verweerder heeft juist herhaaldelijk en nadrukkelijk te kennen gegeven dat eiseres niet aan de verwachtingen voldeed.
Mocht verweerder afzien van een hoorzitting?
6. Als een belanghebbende nalaat om binnen een door het bestuursorgaan gestelde redelijke termijn te verklaren dat hij wil worden gehoord, kan van horen worden afgezien. [3]
De rechtbank oordeelt dat verweerder in dit geval niet mocht afzien van een hoorzitting in de bezwaarfase.
6.1.
Het bestreden besluit vermeldt dat eiseres heeft afgezien van het recht te worden gehoord. Verweerder heeft in beroep gesteld dat hij uit de schriftelijke reactie van eiseres van 8 februari 2024 op het verweerschrift in bezwaar heeft afgeleid dat een hoorzitting niet nodig was. De rechtbank volgt verweerder niet in dit standpunt.
6.2.
Op 22 juni 2023 heeft verweerder aan eiseres gevraagd of zij het bezwaar wilde voortzetten en, zo ja, of zij schriftelijk op het verweerschrift zou willen reageren of gebruik zou willen maken van een hoorzitting. Verweerder heeft eiseres geen termijn gesteld om hierop te antwoorden. De daaropvolgende rappelberichten van verweerder maken dat niet anders. Dat geldt ook voor het bericht van 1 februari 2024. Daarin wordt weliswaar een termijn gesteld voor een schriftelijke reactie op het verweerschrift, maar daarin wordt niet duidelijk gemaakt dat eiseres binnen die termijn moet aangeven dat zij wil worden gehoord.
6.3.
Hiermee is de totstandkoming van het bestreden besluit in strijd met artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank ziet aanleiding om dit gebrek te passeren, omdat niet aannemelijk is dat eiseres is benadeeld door de schending van artikel 7:3 van de Awb. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat eiseres haar standpunten in deze beroepsprocedure uitvoerig naar voren heeft kunnen brengen.
Schadevergoeding
7. De rechtbank wijst het verzoek om schadevergoeding om de volgende redenen af.
7.1.
Het ontslag is rechtmatig gegeven. Eiseres lijdt dus geen schade als gevolg van een onrechtmatig besluit.
7.2.
Daarnaast blijft de behandelduur van de totale procedure binnen de grenzen van een redelijke termijn. In zaken met een voorafgaande bezwaarschriftenprocedure vangt de redelijke termijn aan op het moment van ontvangst van het bezwaarschrift door het bestuursorgaan. De termijn eindigt op het moment waarop de rechter uitspraak doet. De redelijke termijn is voor een procedure in twee instanties in zaken zoals deze in beginsel niet overschreden als die procedure in haar geheel niet langer dan twee jaar heeft geduurd, waarbij de behandeling van het bezwaar ten hoogste zes maanden en de behandeling van het beroep ten hoogste anderhalf jaar mag duren gerekend. [4] De omstandigheden van het geval kunnen aanleiding geven een langere behandelingsduur te rechtvaardigen. Tot dergelijke omstandigheden worden onder meer gerekend de invloed van de belanghebbende op de duur van het proces. [5]
Eiseres heeft op 27 maart 2023 bezwaar gemaakt. Tot de datum van deze uitspraak zijn twee jaar en twee maanden verstreken. In dit geval vindt de rechtbank deze behandelduur gerechtvaardigd. Eiseres heeft de lange duur van de bezwaarprocedure namelijk in de hand gewerkt. Zij heeft lange tijd niet geantwoord op het verzoek om een reactie op het verweerschrift en de vraag of zij wilde worden gehoord. Pas na zeven-en-een-halve maand heeft eiseres een reactie op het verweerschrift gegeven, na drie rappelberichten. Een aanmerkelijk deel van het tijdverloop is dus aan eiseres te wijten. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de totale procedure binnen een redelijke termijn is afgerond.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dit betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Verweerder moet wel het griffierecht aan eiseres vergoeden. Dit omdat de rechtbank een gebrek in het bestreden besluit heeft vastgesteld. Eiseres krijgt ook een vergoeding van haar proceskosten van € 1.814,-. [6] Verweerder moet deze vergoeding betalen.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af;
- bepaalt dat verweerder het griffierecht van € 187,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.K.S. Mollen, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 26 mei 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Burgerlijk ambtenarenreglement defensie, artikel 115, tweede en zevende lid.
2.Centrale Raad van Beroep, uitspraak van 8 oktober 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2498 en uitspraak van 2 september 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN6920.
3.Zoals bedoeld in artikel 7:3, aanhef en onder d van de Algemene wet bestuursrecht.
4.Centrale Raad van Beroep, uitspraak van 26 januari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1009.
5.Hoge Raad, uitspraak van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.
6.Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht, met toekenning van 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor de zitting, met een bedrag van € 907.- per punt.