In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 7 februari 2024, waarin de minister aan eiser een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleende met ingang van 19 november 2022. Eiser is het niet eens met deze ingangsdatum en heeft beroep ingesteld. De minister heeft gereageerd met een verweerschrift. De rechtbank verwijst naar een eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waarin is geoordeeld dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning asiel wordt bepaald door het moment waarop een vreemdeling zijn asielwens kenbaar maakt. Partijen hebben ingestemd met een uitspraak zonder zitting.
De rechtbank constateert dat er overeenstemming is tussen partijen dat de ingangsdatum van de verblijfsvergunning ten onrechte is vastgesteld op 19 november 2022. De juiste ingangsdatum is 8 augustus 2022. De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en stelt de ingangsdatum vast op 8 augustus 2022. Eiser krijgt een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 907,-. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een lagere wegingsfactor, omdat het geschilpunt niet als zeer licht wordt beschouwd. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman, in aanwezigheid van griffier mr. O. El Hihi, en is openbaar gemaakt op 11 juni 2025.