In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. W.C. Boelens, beroep ingesteld tegen de Minister van Asiel en Migratie vanwege het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank, zittingsplaats Utrecht, heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de door de rechtbank gestelde termijn van vier weken na een eerdere uitspraak op 5 december 2024 een beslissing heeft genomen. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat er een uitdrukkelijke termijn was gesteld voor het nemen van een nieuw besluit. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt er een dwangsom van € 250,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister de termijn overschrijdt, met een maximum van € 37.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 194,- moet door de minister worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 28 mei 2025.