ECLI:NL:RBDHA:2025:10563
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na vertrek eiser
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Boesjes, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 30 april 2025, maar zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister hebben zich afgemeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 12 maart 2025 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals blijkt uit informatie van het COA. De gemachtigde van eiser heeft op 15 april 2025 aangegeven dat zij sinds 19 februari 2025 niets meer van eiser heeft vernomen. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland.
Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en geen inhoudelijke beoordeling van de zaak gedaan. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 april 2025 door rechter mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.