ECLI:NL:RBDHA:2025:10563

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
17 juni 2025
Zaaknummer
NL24.51913
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag wegens gebrek aan procesbelang na vertrek eiser

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door mr. R.M. Boesjes, had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke door de minister van Asiel en Migratie was afgewezen. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, maar is niet verschenen op de zitting. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 30 april 2025, maar zowel de gemachtigde van eiser als de gemachtigde van de minister hebben zich afgemeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 12 maart 2025 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals blijkt uit informatie van het COA. De gemachtigde van eiser heeft op 15 april 2025 aangegeven dat zij sinds 19 februari 2025 niets meer van eiser heeft vernomen. Gezien deze omstandigheden concludeert de rechtbank dat eiser geen procesbelang meer heeft bij zijn beroep, aangezien hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland.

Daarom heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard en geen inhoudelijke beoordeling van de zaak gedaan. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op 30 april 2025 door rechter mr. J.J. Catsburg, in aanwezigheid van griffier mr. S.J. Valk. Tegen deze uitspraak kan binnen één week hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

proces-verbaal uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.51913
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. R.M. Boesjes),
en

de minister van Asiel en Migratie, (gemachtigde: mr. S. Kuster).

Inleiding

Bij besluit van 23 december 2024 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 30 april 2025 op zitting behandeld. De gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister hebben zich afgemeld voor de zitting. Eiser is niet verschenen.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank ziet zich (ambtshalve) voor de vraag gesteld of eiser procesbelang heeft bij zijn beroep.
3. Uit de bijlage bij de brief van de minister van 17 maart 2025 blijkt dat eiser volgens informatie van het COA op 12 maart 2025 met onbekende bestemming is vertrokken.
4. De rechtbank heeft de gemachtigde daarom op 14 april 2025 gevraagd of zij nog contact heeft met eiser. De gemachtigde van eiser heeft op 15 april 2025 aan de rechtbank laten weten dat zij sinds 19 februari 2025 niets meer van eiser heeft vernomen en derhalve niet weet waar hij zich momenteel bevindt.
5. Gelet op deze omstandigheden en de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662 en 19 december 2024, ECLI:NL:RVS:2024:5282) neemt de rechtbank aan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft dan ook geen belang meer bij de inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt de zaak dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 april 2025 door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J. Valk, griffier.
01 mei 2025

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking van dit proces-verbaal.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op: