ECLI:NL:RBDHA:2025:10616

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
C/09/680178 / FA RK 25-1075
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening omgangs- en informatieregeling in familierechtelijke procedure

Op 18 juni 2025 heeft de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende een voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv. Het verzoekschrift was ingediend door de man, die de biologische vader is van de minderjarige [minderjarige], en die vervangende toestemming tot erkenning van het kind en een zorgregeling wilde vaststellen. De vrouw, die het eenhoofdig gezag over het kind heeft, heeft verweer gevoerd tegen het verzoek van de man. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de man, aangezien hij nauw betrokken was bij de zwangerschap en de bevalling, en dat hij sinds het beëindigen van de begeleiding door het Wilmahuis geen contact meer heeft gehad met [minderjarige]. De rechtbank heeft een voorlopige omgangsregeling vastgesteld, waarbij [minderjarige] bij de man verblijft op bepaalde dagen en tijden, en heeft ook een informatieregeling vastgesteld waarbij de vrouw de man maandelijks per e-mail informeert over de ontwikkeling van het kind. De proceskosten worden gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 25-1075
Zaaknummer: C/09/680178
Datum beschikking: 18 juni 2025

Voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv

Beschikking op het op 3 februari 2025 ingekomen verzoekschrift van:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. R.W. van den Hoek te Leiden.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. P.F.D.P. de Milliano te Katwijk.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het verzoekschrift;
- het verweerschrift, met bijlage;
Op 21 mei 2025 is de zaak ter terechtzitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: partijen met hun advocaten en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming.

Feiten

  • Partijen hebben een affectieve relatie gehad, welke relatie in november 2023 is geëindigd.
  • Uit de vrouw is geboren de minderjarige [minderjarige] , op [geboortedatum] 2024 te [geboorteplaats] .
  • De man heeft [minderjarige] niet erkend.
  • De vrouw heeft het eenhoofdig gezag over [minderjarige] .
  • De man heeft 20 december 2024 een verzoekschrift ingediend dat ertoe strekt de man vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] te verlenen, hem mede met het gezag over [minderjarige] te belasten en een zorgregeling tussen de man en [minderjarige] vast te stellen.

Verzoek

Het verzoekschrift strekt ertoe – voor de duur van het geding –:
1. te bepalen dat [minderjarige] bij de man verblijft iedere maandag en vrijdag van 12:00 tot
17:00;
2. te bepalen dat de vrouw de man informeert en consulteert met betrekking tot
belangrijke zaken [minderjarige] betreffende, waarbij de vrouw eens in de twee weken een
e-mail aan de man stuurt om hem op de hoogte te houden van het wel en wee van
[minderjarige] ,
met compensatie van de proceskosten in die zin dat ieder der partijen zijn of haar eigen kosten draagt.

Beoordeling

Ontvankelijkheid – samenhang en spoedeisend belang
Op grond van artikel 223 lid 1 Rv kan iedere partij tijdens een aanhangig geding vorderen dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding. Op grond van het tweede lid moet deze vordering samenhangen met de hoofdvordering. In een verzoekschriftprocedure kan een voorlopige voorziening naar analogie van artikel 223 Rv worden verzocht (Hoge Raad 5 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3533).
Er is een bodemprocedure tussen partijen aanhangig met betrekking tot vervangende toestemming tot erkenning van [minderjarige] , de man mede met het gezag over [minderjarige] te belasten en een zorgregeling tussen de man en [minderjarige] vast te stellen. Dit verzoek hangt voldoende samen met het voorliggende verzoek in de bodemprocedure.
Voor vaststelling van een voorlopige omgangsregeling en een informatie- en consultatieregeling voor de duur van de bodemprocedure is in het kader van artikel 223 Rv alleen plaats, als naar het oordeel van de rechtbank een (spoedeisend) belang bestaat, in die zin dat van de man niet gevergd kan worden dat hij de afloop van de bodemprocedure afwacht. De man stelt dat sprake is van een dusdanig (spoedeisend) belang. De man was nauw betrokken bij de zwangerschap en aanwezig bij de bevalling. De eerste week na de geboorte was de man volledig betrokken bij de zorg voor [minderjarige] . Hierna heeft de vrouw contact tussen de man en [minderjarige] tegengehouden dan wel alleen onder toezicht toegestaan. Partijen zijn bij het Wilmahuis geweest voor begeleide omgang, wat goed is verlopen. Het Wilmahuis heeft geadviseerd om een contactmoment per week vast te stellen bij de man thuis, onder begeleiding. Per december 2024 is de begeleiding van het Wilmahuis gestopt en overgenomen door [jeugdinstelling] , waar de mogelijkheden tot begeleide omgang veel beperkter zijn. De man heeft [minderjarige] sinds het beëindigen van de begeleiding door het Wilmahuis niet meer gezien. De rechtbank is, gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat niet te voorzien is wanneer een beslissing in de bodemprocedure zal worden genomen, van oordeel dat de man een spoedeisend belang bij zijn vordering heeft en kan worden ontvangen in zijn verzoek.
Inhoudelijke beoordeling
Omgangsregeling
Artikel 1:377a van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat het kind recht heeft op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. De niet met het gezag belaste ouder heeft het recht op en de verplichting tot omgang met zijn kind.
Gelet op de omstandigheden dat de man nauw betrokken was bij de zwangerschap, bij de bevalling aanwezig was en begeleide omgang heeft met [minderjarige] bij [jeugdinstelling] , is de rechtbank van oordeel dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de man en [minderjarige] . De vrouw betwist ook niet dat de man de biologische vader is van [minderjarige] .
De vrouw heeft verweer gevoerd en verzoekt het verzoek van de man af te wijzen. De vrouw voert aan dat Ouderschap Blijft per 22 april 2025 is gestart en in dat kader omgang plaatsvindt onder begeleiding van [jeugdinstelling] . [jeugdinstelling] heeft mondeling aangegeven dat zij omgangsbegeleiding in deze situatie passend vindt en dit nog enige tijd wil continueren. Omdat de omgangsbegeleiding pas kort geleden is gestart, kan [jeugdinstelling] nog geen terugkoppeling geven over het verloop daarvan.
De vrouw is van mening dat er op dit moment nog geen beslissing van de rechtbank dient te volgen, maar dat het hulpverleningstraject moet worden afgewacht, zodat de conclusies van [jeugdinstelling] in het oordeel meegenomen kunnen worden. In het geval de rechtbank wel een voorlopige regeling wil vaststellen, waar de vrouw bezwaar tegen heeft, dan stelt de vrouw voor dat [minderjarige] eenmaal per week op maandag van 14.00 uur tot 17.00 uur bij de man zal zijn.
Op de zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen en hebben de volgende regeling afgesproken, welke geldt naast de begeleide omgangsmomenten bij [jeugdinstelling] van eenmaal per twee weken op woensdag gedurende anderhalf uur.
In de week dat omgang bij [jeugdinstelling] plaatsvindt zal [minderjarige] bij de man zijn op maandag van 15.00 uur tot 18.00. In de andere week zal [minderjarige] bij de man zijn op maandag en woensdag van 15.00 uur tot 18.00 uur. De omgang vindt plaats in de woning en onder begeleiding van de ouders van de man. Het halen en brengen van [minderjarige] wordt tussen partijen verdeeld. Dat betekent dat de vrouw zorgt dat [minderjarige] om 15.00 uur bij de man is, en de man zorgt dat [minderjarige] om 18.00 uur bij de vrouw terug is.
Zoals ook op de zitting door de Raad is benoemd, is niet duidelijk geworden waar precies de zorgen van de vrouw zitten met betrekking tot de omgang tussen [minderjarige] en de man. De rechtbank merkt daarom op dat deze regeling geldt als minimale regeling. Er moet – ook bij [jeugdinstelling] – op korte termijn worden toegewerkt naar een uitgebreidere regeling waarbij [minderjarige] ook bij de man kan overnachten. Dit kan te zijner tijd in de bodemprocedure worden besproken.
Informatie- en consultatieregeling
Op grond van artikel 1:377b, lid 1 BW is de ouder die met het gezag is belast, gehouden de niet met het gezag belaste ouder op de hoogte te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon en het vermogen van het kind en deze te raadplegen - zo nodig door tussenkomst van derden - over daaromtrent te nemen beslissingen. Op verzoek van een ouder kan de rechter ter zake een regeling vaststellen.
De vrouw verzoekt dit verzoek af te wijzen nu de informatieplicht al uit de wet volgt. Bovendien wordt de man tijdens de gesprekken bij [jeugdinstelling] geïnformeerd. De man heeft daarom geen belang bij zijn verzoek, aldus de vrouw.
De rechtbank ziet geen aanleiding om het verzoek van de man tot vaststelling van een informatieregeling af te wijzen. De rechtbank zal daarom vastleggen dat de vrouw de man eenmaal per maand per e-mail zal informeren over de ontwikkeling van [minderjarige] en belangrijke zaken die [minderjarige] betreffen.
Proceskosten
Gelet op het feit dat het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren als hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , op [geboortedatum] 2024 te [geboorteplaats] ,
voorlopig, naast de begeleide omgangsregeling bij [jeugdinstelling] ,bij de man zal zijn:
- in de week dat omgang bij [jeugdinstelling] plaatsvindt op maandag van 15.00 uur tot 18.00;
- in de andere week op maandag en woensdag van 15.00 uur tot 18.00 uur,
in de woning en onder begeleiding van de ouders van de man, waarbij de vrouw [minderjarige] om 15.00 bij de man brengt en de man [minderjarige] om 18.00 uur bij de vrouw terug brengt;
*
bepaalt dat de vrouw met ingang van heden de man eenmaal maand per e-mail informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van [minderjarige] ;
*
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
*
wijst af het meer of anders verzochte;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van der Vliet, rechter, bijgestaan door mr. P. Hillebrand als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 juni 2025.