Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de staandehouding, overbrenging en ophouding van een vreemdeling, eiser, door de minister van Asiel en Migratie. Eiser, geboren in 2000 en van Marokkaanse nationaliteit, werd op 30 mei 2025 staande gehouden op grond van artikel 50 van de Vreemdelingenwet (Vw). Eiser stelde dat hij onterecht was staande gehouden, omdat hij vanuit Zwitserland was overgedragen aan Nederland op basis van de Dublinverordening, wat volgens hem leidde tot procedureel rechtmatig verblijf. Hij voerde aan dat zijn verblijfsrechtelijke positie geen aanleiding mocht zijn voor de toepassing van artikel 50 van de Vw.
De rechtbank heeft het procesverloop uiteengezet, waarbij eiser op 30 mei 2025 zijn gronden van beroep indiende en verweerder op dezelfde dag een verweerschrift indiende. De rechtbank sloot het onderzoek op 16 juni 2025. De rechtbank oordeelde dat de staandehouding rechtmatig was, omdat eiser nog geen asielaanvraag in Nederland had ingediend, ondanks de overdracht vanuit Zwitserland. De rechtbank concludeerde dat er voldoende aanleiding was om aan te nemen dat eiser niet rechtmatig in Nederland verbleef.
De rechtbank oordeelde verder dat de overbrenging en ophouding van eiser ook rechtmatig waren, omdat zijn identiteit en nationaliteit bij aankomst bekend waren. De rechtbank verwierp de argumenten van eiser en verklaarde het beroep ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd een rechtsmiddel tegen de uitspraak vermeld, waarbij hoger beroep mogelijk is bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.