ECLI:NL:RBDHA:2025:10687

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 mei 2025
Publicatiedatum
18 juni 2025
Zaaknummer
NL25.14914
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep gegrond tegen het niet tijdig nemen van een besluit op een aanvraag tot machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiser op 8 februari 2024 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote. Na het niet tijdig nemen van een besluit door de minister van Asiel en Migratie, heeft eiser op 2 oktober 2024 beroep ingesteld. De rechtbank heeft op 18 november 2024 het beroep gegrond verklaard en de minister opgedragen binnen acht weken een besluit te nemen, met een dwangsom van € 100,- per dag bij overschrijding van deze termijn. Eiser heeft op 28 maart 2025 opnieuw beroep ingesteld wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit was overschreden. De rechtbank verklaart het opvolgende beroep gegrond en legt de minister een termijn van twee weken op om alsnog een besluit te nemen. Tevens wordt een dwangsom van € 200,- per dag opgelegd bij verdere overschrijding, met een maximum van € 15.000,-. De rechtbank veroordeelt de minister ook in de proceskosten van eiser, begroot op € 453,50, en draagt de minister op het griffierecht van € 194,- te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.14914

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

Mede namens:
[naam], geboren op [geboortedatum] 2002
Tezamen: eisers
(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 8 februari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een machtiging
tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van zijn echtgenote (mede eiser) ingediend.
Op 2 oktober 2024 heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op de aanvraag van 8 februari 2024.
Bij uitspraak van 18 november 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Zwolle het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen binnen acht weken, vanaf de bekendmaking van de uitspraak, alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. De rechtbank heeft verder bepaald dat verweerder aan eisers een dwangsom verbeurt van € 100,- per dag, voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-.
Op 28 maart 2025 heeft eiser nogmaals beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit door verweerder op de aanvraag.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.

Overwegingen

1. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]
2. Tegen het niet tijdig beslissen staat beroep bij de rechtbank open. [2]
3. De rechtbank doet uitspraak onder verwijzing naar haar uitspraak van 31 december 2024. [3]
4. De rechtbank stelt vast dat de bij uitspraak van 18 november 2024 opgedragen termijn eindigde op 13 januari 2025. Gelet op het vorenstaande is het beroep ontvankelijk en is sprake van overschrijding van de door de rechtbank opgedragen beslistermijn. De rechtbank verklaart het opvolgende beroep tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag van eisers daarom kennelijk gegrond.
5. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat, als het beroep gegrond is en nog geen besluit is bekendgemaakt, het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekend maakt. In bijzondere gevallen of indien de naleving van een wettelijk voorschrift daartoe noopt kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn stellen of een andere voorziening treffen.
6. Nu sprake is van een opvolgend beroep niet tijdig beslissen, verweerder tot op heden geen gevolg heeft gegeven aan de uitspraak van de rechtbank en ook geen bijzondere omstandigheden naar voren heeft gebracht, ziet de rechtbank geen aanleiding om een andere dan de standaardtermijn van twee weken te stellen.
7. De rechtbank bepaalt dat een dwangsom wordt verbeurd voor elke dag dat verweerder in gebreke blijft om aan de termijn van deze uitspraak te voldoen. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb en in overeenstemming met de vaste gedragslijn van de zittingsplaats Den Haag stelt de rechtbank de hoogte van de dwangsom vast op een bedrag van € 200,- voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden. In overeenstemming met de vaste gedragslijn wordt het maximum bepaald op € 15.000,-.
8. Gelet hierop is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiser in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn begroot op € 453,50 (1 punt x factor 0,5 x € 907,-) als kosten van verleende rechtsbijstand. De rechtbank is van oordeel dat deze zaak van licht gewicht is, omdat het alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden. [4]
9. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de aanvraag gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een beslissing te nemen op de aanvraag van 8 februari 2024;
  • bepaalt dat verweerder aan eisers een dwangsom van € 200,- verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van
€ 15.000,-;
- veroordeelt verweerder in de door eisers gemaakte proceskosten tot een bedrag van
€ 453,50;
- draagt verweerder op het door eisers betaalde griffierecht van € 194,- te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, rechter, in aanwezigheid van
J.M. Coerts, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)
2.Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb
3.De uitspraak van rechtbank Den Haag van 31 december 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:22227.
4.Zie het Besluit proceskosten bestuursrecht