ECLI:NL:RBDHA:2025:1073
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 27 januari 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 16 december 2024 niet in behandeling genomen, omdat Oostenrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser, die de Marokkaanse nationaliteit heeft, heeft op 9 oktober 2024 in Nederland een asielaanvraag ingediend, maar eerder op 15 maart 2023 al een verzoek om internationale bescherming in Oostenrijk gedaan. De rechtbank heeft besloten dat een zitting niet nodig was, omdat partijen daarmee instemden.
De rechtbank oordeelt dat de minister terecht heeft besloten de aanvraag niet in behandeling te nemen op basis van de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Eiser heeft niet kunnen aantonen dat Oostenrijk zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank stelt vast dat eiser niet heeft kunnen weerleggen dat Oostenrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt en dat de Eurodac-registratie van zijn eerdere aanvraag in Oostenrijk als bewijs geldt. De rechtbank concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die het gebruik van de discretionaire bevoegdheid van de minister rechtvaardigen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wordt er geen proceskostenvergoeding toegekend aan eiser. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.