In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 11 februari 2025 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 13 juni 2025, waarbij eiser via telehoren aanwezig was, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser betoogde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat de lp-aanvraag al een jaar liep en er geen voortgang was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen reden is om te concluderen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister afhankelijk is van de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten en dat er geen aanknopingspunten zijn dat de Marokkaanse autoriteiten geen laissez-passer aan eiser zullen afgeven. Ook de weigering van logopedie werd door de rechtbank niet als onrechtmatig beoordeeld, omdat er geen medische onderbouwing was voor de noodzaak van deze behandeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.