ECLI:NL:RBDHA:2025:10739

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 juni 2025
Publicatiedatum
19 juni 2025
Zaaknummer
NL25.25033
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en zicht op uitzetting van een Marokkaanse vreemdeling in het kader van de Vreemdelingenwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, op 19 juni 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 11 februari 2025 opgelegd door de minister van Asiel en Migratie. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 13 juni 2025, waarbij eiser via telehoren aanwezig was, heeft de rechtbank de zaak behandeld. Eiser betoogde dat er geen zicht op uitzetting was, omdat de lp-aanvraag al een jaar liep en er geen voortgang was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er geen reden is om te concluderen dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de minister afhankelijk is van de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten en dat er geen aanknopingspunten zijn dat de Marokkaanse autoriteiten geen laissez-passer aan eiser zullen afgeven. Ook de weigering van logopedie werd door de rechtbank niet als onrechtmatig beoordeeld, omdat er geen medische onderbouwing was voor de noodzaak van deze behandeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25033

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. C.F. Wassenaar),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Procesverloop

1. De minister heeft op 11 februari 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.2.
De minister heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2025, met behulp van telehoren, op zitting behandeld. Eiser is verschenen op het detentiecentrum in Rotterdam, bijgestaan door zijn gemachtigde. Ook is een tolk verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 9 mei 2025 [2] volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 2 mei 2025 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
Standpunten eiser
4. Eiser betoogt dat er geen zicht op uitzetting is en acht hiervoor het volgende van belang. De lp [3] -aanvraag loopt inmiddels een jaar. Dat is extreem lang vergeleken met vele andere trajecten. Bij de meeste volgt een nationaliteitsvaststelling van de Marokkaanse overheid dan wel ook een daaropvolgende lp binnen veel kortere termijn. Van beide is geen sprake in onderhavige zaak. Dit duidt erop dat er geen zicht op uitzetting is. De Marokkaanse vertegenwoordiging heeft op 2 mei 2025 juist verzocht om een nieuw dactyloscopisch profiel. Ook dit duidt erop dat er geen zicht op uitzetting is. Niet is toegelicht waarom de Marokkaanse overheid opnieuw een dactyloscopisch profiel wil ontvangen. Zonder nadere verklaring meent eiser dat ook dit betekent dat zicht op uitzetting ontbreekt. Dit klemt temeer omdat blijkbaar het eerst toegezonden dactyloscopisch profiel niet is beoordeeld dan wel onvoldoende is of mogelijk is kwijtgeraakt. Dat ligt in de risicosfeer van de minister..
4.1.
Eiser voert verder aan dat er onvoldoende voortvarend is gehandeld, omdat het gevraagde nieuwe profiel pas na 13 dagen wordt verzonden naar de Marokkaanse overheid. Blijkbaar is er sprake van een onvolkomen of mogelijk een zoekgeraakt dactyloscopisch profiel bij toezending ervan aan de Marokkaanse vertegenwoordiging ruim een jaar geleden. Dit raakt direct de voortvarendheid. Dit is al vanaf 2 mei 2025 het geval en het betreft de gehele onderzoeksperiode. Ook daarom moet de bewaring worden opgeheven.
4.2.
Tot slot betoogt eiser dat hem behandeling door een logopedist is geweigerd. Zoals
in de vorige zaak al aangegeven, heeft de kno-arts als enige behandeloptie logopedie voorgeschreven. Primair is eiser van mening dat hem een noodzakelijke behandeling wordt onthouden en dat gelet hierop de bewaring niet langer in stand kan blijven. Eiser heeft een brief overgelegd van de medische dienst. Eiser meent dat uit de brief volgt dat er wel degelijk een logopedist kan worden geregeld. Onduidelijk is waarom dit dan geweigerd is. Eiser moet zowel buiten als binnen dezelfde (para)medische behandeling krijgen.. Eiser meent dat gelet op het tijdsverloop van de detentie hem de noodzakelijke behandeling door een logopedist niet langer kan worden onthouden. Gelet hierop dienen de belangen van eiser zwaarder te wegen dan die van de minister.
Beoordeling rechtbank
5. De beroepsgronden slagen niet. In de hiervoor onder 2. genoemde uitspraak is het op 13 juni 2024 opgestarte lp-traject beoordeeld en is overwogen dat zicht op uitzetting niet ontbreekt. De rechtbank ziet in onderhavige procedure geen reden voor een ander oordeel. De Marokkaanse autoriteiten hebben op 2 mei 2025 verzocht om een nieuw dactyloscopisch profiel. Dit betekent dat de lp-aanvraag nog in onderzoek is en dat er op dit moment geen aanknopingspunten zijn dat de Marokkaanse autoriteiten geen lp aan eiser zullen afgeven. Daar komt bij dat de minister afhankelijk is van de medewerking van de Marokkaanse autoriteiten.
5.1.
Verder is de rechtbank van oordeel dat de minister sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure voldoende voortvarend heeft gehandeld. Na het op 2 mei 2025 binnengekomen verzoek om een nieuw dactyloscopisch profiel, heeft de DIA [4] op 8 mei 2025 hiervan melding gedaan bij de regievoerder. Op 9 mei 2025 heeft een gesprek met eiser plaatsgevonden. Op een later moment zijn vingerafdrukken afgenomen en deze zijn op 12 mei 2025 met een koerier naar de DIA verstuurd. Vervolgens zijn deze gegevens op 15 mei 2025 naar de Marokkaanse autoriteiten verzonden. De rechtbank ziet geen reden om op basis van deze gang van zaken te concluderen dat de minister onvoldoende voortvarend heeft gehandeld.
5.2.
Ten aanzien van de beroepsgrond dat eiser ten onrechte logopedie wordt geweigerd, verwijst de rechtbank naar de vorige uitspraak van 9 mei 2025, rechtsoverweging 6.2. De rechtbank ziet in onderhavige procedure geen reden voor een ander oordeel, omdat er geen medische onderbouwing is overgelegd waaruit blijkt dat er sprake is van een gezondheidsrisico als de behandeling door een logopedist uitblijft.
5.3.
De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was.

Conclusie

6. Het beroep is ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
R. de Boer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Rb. Den Haag, zittingsplaats Groningen, NL25.18234, 9 mei 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:8081.
3.Laissez-passer.
4.Directie Internationale Aangelegenheden.