In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. D. van Elp, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie vanwege het niet tijdig beslissen op zijn nareisaanvraag. De rechtbank had eerder, op 14 november 2024, bepaald dat de minister binnen acht weken op de aanvraag moest beslissen. Aangezien de minister deze termijn niet heeft nageleefd, is het beroep ontvankelijk verklaard. De rechtbank overweegt dat in dit geval geen ingebrekestelling vereist was, omdat er al een uitdrukkelijke termijn was gesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep gegrond is, wat betekent dat de minister binnen twee weken na de uitspraak een besluit moet nemen. Indien de minister deze termijn overschrijdt, moet hij een dwangsom van € 250,- per dag betalen, met een maximum van € 37.500,-. Daarnaast moet de minister de proceskosten van eiser vergoeden, die zijn vastgesteld op € 453,50, en het griffierecht van € 194,-. De uitspraak is gedaan door mr. A. Skerka en is openbaar gemaakt op 16 juni 2025.