In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 10 juni 2025 een beschikking gegeven inzake vervangende toestemming voor een vakantie naar Marokko met minderjarige kinderen. De moeder heeft op 7 mei 2025 een verzoek ingediend, omdat zij toestemming van de vader nodig heeft voor de reis van 18 juli 2025 tot en met 31 augustus 2025. De vader is niet verschenen op de zitting, ondanks dat hij behoorlijk was opgeroepen. De ouders zijn van 2012 tot 2023 met elkaar gehuwd en hebben samen drie minderjarige kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vader sinds medio 2024 geen contact meer heeft gehad met de kinderen en de zorgregeling niet heeft nageleefd. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om met de moeder op vakantie te gaan, vooral omdat de moeder geen contactgegevens van de vader heeft en hij zijn toestemming weigert. De rechtbank verleent de moeder de vervangende toestemming voor de reis en verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad.