Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser,
de minister van Asiel en Migratie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag op 19 augustus 2024 was afgewezen. Tijdens de zitting op 14 november 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank had eerder op 11 december 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij verweerder de gelegenheid bood om binnen zes weken het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft echter op 23 december 2024 schriftelijk aangegeven geen gebruik te maken van deze mogelijkheid.
De rechtbank heeft in haar einduitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit lijdt aan een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek, omdat verweerder niet voortvarend onderzoek heeft gedaan naar adequate opvang voor eiser in Somalië. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom er geen stappen zijn gezet in het onderzoek en heeft niet inzichtelijk gemaakt of het onderzoek tijdig had kunnen worden afgerond. Gezien het feit dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het gebrek te herstellen, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De totale vergoeding bedraagt € 1.814, aangezien de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder alsnog dient te motiveren waarom er geen stappen zijn gezet in het onderzoek naar adequate opvang.