ECLI:NL:RBDHA:2025:10860

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 juni 2025
Publicatiedatum
20 juni 2025
Zaaknummer
NL24.32802
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak na tussenuitspraak in asielzaak met gegrond beroep en vernietiging van het bestreden besluit

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 juni 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn asielaanvraag op 19 augustus 2024 was afgewezen. Tijdens de zitting op 14 november 2024 was eiser aanwezig, bijgestaan door een waarnemer van zijn gemachtigde en een tolk. De rechtbank had eerder op 11 december 2024 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij verweerder de gelegenheid bood om binnen zes weken het geconstateerde gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Verweerder heeft echter op 23 december 2024 schriftelijk aangegeven geen gebruik te maken van deze mogelijkheid.

De rechtbank heeft in haar einduitspraak geoordeeld dat het bestreden besluit lijdt aan een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek, omdat verweerder niet voortvarend onderzoek heeft gedaan naar adequate opvang voor eiser in Somalië. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom er geen stappen zijn gezet in het onderzoek en heeft niet inzichtelijk gemaakt of het onderzoek tijdig had kunnen worden afgerond. Gezien het feit dat verweerder geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om het gebrek te herstellen, heeft de rechtbank het beroep gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd. Verweerder is opgedragen om binnen zes weken na verzending van de uitspraak een nieuw besluit te nemen, met inachtneming van de overwegingen in deze uitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat eiser recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die door verweerder moet worden betaald. De totale vergoeding bedraagt € 1.814, aangezien de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder alsnog dient te motiveren waarom er geen stappen zijn gezet in het onderzoek naar adequate opvang.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.32802

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A.A. Hardoar),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder,

(gemachtigde: mr. S.J.R.R. Brock).

Procesverloop

Bij besluit van 19 augustus 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 14 november 2024 op zitting behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door mr. E.A.A. Charry, als waarnemer van zijn gemachtigde. Als tolk is verschenen [tolk]. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
In de tussenuitspraak van 11 december 2024 [1] heeft de rechtbank verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken het in het bestreden besluit geconstateerde gebrek te herstellen met in achtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak.
Verweerder heeft in reactie op de tussenuitspraak op 23 december 2024 schriftelijk verklaard geen gebruik te maken van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft en het onderzoek op 16 juni 2025 gesloten.

Overwegingen

1. Voor een beschrijving van de feiten en de eerder ingenomen standpunten van partijen, verwijst de rechtbank naar de tussenuitspraak.
2. De rechtbank blijft bij alles wat is overwogen en beslist in de tussenuitspraak, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank namelijk volgens vaste jurisprudentie in beginsel niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in een tussenuitspraak.
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank overwogen dat het bestreden besluit lijdt aan een zorgvuldigheids- en motiveringsgebrek omdat verweerder gedurende de minderjarigheid van eiser niet voortvarend onderzoek heeft gedaan naar adequate opvang in Somalië en niet heeft gemotiveerd waarom er geen stappen zijn gezet in het onderzoek naar adequate opvang. Daarnaast heeft verweerder niet inzichtelijk gemaakt of dit onderzoek tijdig had kunnen worden afgerond als het direct was opgestart en wat de gevolgen daarvan zijn.
4. Verweerder heeft de rechtbank meegedeeld dat hij geen gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek in het bestreden besluit te herstellen. Daarom verklaart de rechtbank het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit op het voornoemde onderdeel wegens strijd met de vereiste zorgvuldigheid (artikel 3:2 van de Awb [2] ) en het motiveringsbeginsel (artikel 3:46 Awb). De rechtbank ziet geen aanleiding de rechtsgevolgen van het vernietigde deel van het bestreden besluit in stand te laten of zelf in de zaak te voorzien, omdat verweerder alsnog dient te motiveren waarom er geen stappen zijn gezet in het onderzoek naar adequate opvang. Ook dient verweerder inzichtelijk te maken of dit onderzoek tijdig had kunnen worden afgerond als het direct was opgestart en wat de gevolgen daarvan zijn. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een tweede bestuurlijke lus toe te passen, omdat verweerder immers heeft aangegeven het gebrek niet te willen herstellen. Verweerder moet daarom een nieuw besluit nemen met inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak.
5. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814, omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 19 augustus 2024;
- draagt verweerder op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, met inachtneming van deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 (achttienhonderdveertien euro) aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 20 juni 2025 door mr. A.J. de Danschutter, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kunt een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

2.Algemene wet bestuursrecht.