ECLI:NL:RBDHA:2025:10979

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2025
Publicatiedatum
23 juni 2025
Zaaknummer
11557911 RL EXPL 25-3257
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van krediet op basis van identiteitsfraude en onverschuldigde betaling

In deze zaak vordert DEFAM B.V. (hierna: DEFAM) van gedaagde de terugbetaling van een kredietbedrag van €20.000, dat op basis van een kredietovereenkomst is overgemaakt naar een bankrekening die op naam van gedaagde is geopend. DEFAM stelt dat de kredietovereenkomst is aangegaan met gebruik van vervalste gegevens. Gedaagde betwist de vordering en stelt dat zij slachtoffer is van identiteitsfraude. De rechtbank dient te beoordelen of er daadwerkelijk een overeenkomst is gesloten tussen partijen en of er sprake is van onverschuldigde betaling.

De procedure begon met een dagvaarding op 4 februari 2025, gevolgd door een mondelinge behandeling op 19 mei 2025. Tijdens de behandeling heeft DEFAM gesteld dat zij een onverschuldigde betaling heeft gedaan aan gedaagde, die onder valse voorwendselen een kredietaanvraag heeft ingediend. Gedaagde heeft echter betwist dat zij de persoon is die de kredietovereenkomst heeft gesloten en heeft aangetoond dat haar identiteit is misbruikt.

De rechtbank heeft geoordeeld dat DEFAM niet voldoende bewijs heeft geleverd dat gedaagde de kredietaanvraag heeft gedaan. De rechtbank concludeert dat er geen overeenkomst is gesloten tussen DEFAM en gedaagde, waardoor de vordering van DEFAM wordt afgewezen. In reconventie heeft gedaagde vorderingen ingesteld om te worden verwijderd uit verschillende registers en om het conservatoir beslag op te heffen. De rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen, omdat gedaagde niet als fraudeur kan worden aangemerkt. DEFAM is veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Den Haag
VRS/bc
Zaaknummer: 11557911 \ RL EXPL 25-3257
Vonnis van 18 juni 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap
DEFAM B.V.handelend onder de naam
DEFAM TOTAAL, DEFAM FINANCIERINGEN, DEFAM PLUS, DEFAM FLEX, DEFAM CREDIT, DEFAM SELECTen
GREENLOANS,
gevestigd te Bunnik,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: DEFAM,
gemachtigde: G.J. Timmermans,
tegen
[naam],
wonende te 's-Gravenhage,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [naam] ,
gemachtigde: mr. F.J. van der Schrier.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 4 februari 2025 met producties 1 tot en met 4,
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie met producties 5 tot en met 8,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de brief van [naam] van 8 mei 2025 met bijlage,
- de e-mail van DEFAM van 15 mei 2025 met bijlages,
- de mondelinge behandeling van 19 mei 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van [naam] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 6 oktober 2022 is een bankrekening bij ASN BANK met rekeningnummer [bankrekening 1] geopend op naam van [naam] door middel van een één cent verificatie vanaf het rekeningnummer [bankrekening 2] van [naam] bij ABN AMRO Bank.
2.2.
Op 10 november 2022 is een kredietovereenkomst ondertekend door middel van en digitale handtekening die is gekoppeld aan het e-mailadres [e-mailadres] . Aan de aanvraag is een identiteitsbewijs, een bankafschrift en een loonstrook op naam van [naam] toegevoegd. Naar aanleiding hiervan heeft DEFAM kredietsom van € 20.000,- betaald op de bankrekening bij ASN Bank. Kort daarna is het volledige bedrag opgenomen via geldautomaten. Enkele weken daarna is gebleken dat het identiteitsbewijs, het bankafschrift en de loonstrook zijn vervalst. In de kredietaanvraag is als woonadres een adres in [plaats] opgegeven waarop [naam] niet staat ingeschreven en ook niet ingeschreven heeft gestaan. DEFAM heeft aangifte gedaan.
2.3.
Op 30 januari 2025 heeft DEFAM conservatoir derdenbeslag gelegd onder ABN AMRO Bank N.V. [naam] heeft vervolgens aangifte van identiteitsfraude gedaan.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
DEFAM vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [naam] tot betaling van een bedrag van € 23.624,23, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 22.941,64 vanaf 19 augustus 2024, alsmede in de proceskosten waaronder een bedrag van € 1.123,42 aan kosten van het gelegde conservatoire beslag.
3.2.
DEFAM legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zij een onverschuldigde betaling aan [naam] van € 22.941,64 heeft gedaan. [naam] is een geldleningsovereenkomst met DEFAM aangegaan onder valsheid in geschrifte/valse voorwendselen. Op grond van deze gegevens is door DEFAM een uitbetaling gedaan aan [naam] terwijl er geen grondslag van deze betaling ligt. [naam] heeft met behulp van frauduleuze gegevens (kopie paspoort, kopie loonstrook, kopie dagafschrift) DEFAM bewogen tot het fiatteren en verstrekken van een krediet. Omdat [naam] in verzuim is met betaling is zij ook de wettelijke rente verschuldigd. Tot 21 januari 2025 heeft DEFAM die berekend op € 682,59. Op 30 januari 2025 heeft DEFAM conservatoir beslag gelegd onder de derde ABN AMRO Bank. De beslagkosten en kosten van betekening bedragen € 1.123,42 die [naam] dient te betalen aan DEFAM.
3.3.
[naam] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van DEFAM, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van DEFAM, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van DEFAM in de kosten van deze procedure. [naam] betwist dat zij de persoon is geweest die onder valse voorwendselen een geldleningsovereenkomst met DEFAM heeft gesloten. Ook betwist [naam] dat zij het krediet heeft ontvangen.
in reconventie
3.4.
[naam] vordert om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, DEFAM te veroordelen:
  • binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [naam] een schriftelijke bevestiging te verstrekken dat [naam] niet voorkomt in – en voor zover aan de orde verwijderd is uit – respectievelijk het door DEFAM aangehouden Incidentenregister, het Extern Verwijzingsregister en het Interne Verwijzingsregister, bij gebreke waarvan DEFAM aan [naam] een dwangsom verbeurd van € 50,00 per dag, voor iedere dag dat [naam] niet alsnog aan deze veroordeling gevolg heeft gegeven;
  • het conservatoir derdenbeslag, zoals ten behoeve van DEFAM op 30 januari 2025 ten laste van [naam] onder de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank gelegd, binnen twee dagen na betekening van dit vonnis op te heffen, bij gebreke waarvan DEFAM aan [naam] een dwangsom verbeurd van € 250,00 per dag voor iedere dag dat [naam] niet alsnog aan deze veroordeling gevolg heeft gegeven.
3.5.
[naam] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [naam] het slachtoffer is van identiteitsfraude en dus geen valsheid in geschrifte heeft gepleegd. Daarom vordert [naam] een schriftelijke bevestiging van DEFAM dat zij het uit het Incidentenregister, het Extern Verwijzingsregister en het Interne Verwijzingsregister wordt verwijderd. Op 30 januari 2025 heeft DEFAM conservatoir derdenbeslag gelegd onder ABN AMRO Bank. Dit beslag is gelegd zonder dat [naam] vooraf door DEFAM is aangeschreven tot betaling van de in het beslagrekest vermeende vordering van DEFAM op [naam] . DEFAM heeft de verplichting van artikel 21 Rv niet nageleefd door in haar beslagrekest feiten niet volledig en naar waarheid aan te voeren. In het beslagrekest stelt DEFAM [naam] te hebben aangemaand op het adres waar [naam] is ingeschreven nadat DEFAM erachter kwam dat [naam] niet (meer) woonachtig is op bij het hun opgegeven adres in [plaats] , maar [naam] heeft geen enkel poststuk van DEFAM ontvangen. Daarom moet als gevolgtrekking van artikel 21 Rv het conservatoir derdenbeslag worden opgeheven.
3.6.
DEFAM concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [naam] .

4.De beoordeling

in conventie
Kredietverstrekking
4.1.
DEFAM stelt zich op het standpunt dat zij een bedrag van € 20.000,- aan [naam] heeft betaald. [naam] heeft dat gemotiveerd weersproken. Zij voert hiertoe aan dat zij slachtoffer is van identiteitsfraude doordat een voor haar onbekende derde op haar naam met behulp van vervalste documenten een kredietaanvraag bij DEFAM heeft gedaan en, zonder dat zij dit wist, een bankrekening bij ASN Bank op haar naam heeft geopend en het krediet op deze bankrekening heeft laten storten. Volgens [naam] heeft zij geen toegang tot deze bankrekening. De persoon is volgens [naam] als volgt aan haar gegevens gekomen. In oktober 2022 heeft zij in verband met interesse in een aangeboden huurwoning op Marktplaats op verzoek van de verhuurder haar persoonsgegevens, inkomensgegevens en een kopie van haar paspoort aangeleverd bij de verhuurder. Daarna heeft zij op verzoek van de verhuurder in verband met toekomstige huurbetalingen tweemaal een verificatiestorting verricht bij ASN Bank. Met deze verificatiestortingen heeft [naam] zonder dat zij dit wist een bankrekening op haar naam geopend bij ASN Bank.
4.2.
Gelet op de gemotiveerde betwisting ligt het op de weg van DEFAM om haar stelling dat zij € 20.000,- aan [naam] heeft betaald nader te onderbouwen. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft DEFAM dat niet voldoende gedaan. Alhoewel het duidelijk is dat het krediet op naam van [naam] is verstrekt, blijkt nergens uit dat
[naam]de aanvraag heeft gedaan. De aanvraag heeft immers plaatsgevonden op basis van vervalste gegevens. Dat deze valse gegevens door [naam] zelf zouden zijn verstrekt is door DEFAM niet gesteld en is ook overigens niet gebleken. Vaststaat dat de kredietverstrekking heeft plaatsgevonden op basis van kopieën en dat de overeenkomst digitaal is ondertekend door middel van een e-mailadres dat [naam] niet stelt te kennen. DEFAM heeft geen informatie aangeleverd waaruit blijkt dat het betreffende e-mailadres door [naam] zelf is aangemaakt of dat zij daarover beschikte. Dat [naam] degene is geweest die de overeenkomst heeft getekend kan dus niet worden vastgesteld. Dat [naam] de kredietsom heeft ontvangen is evenmin gebleken. Alhoewel de bankrekening bij ASN Bank op naam van [naam] staat, kan niet worden vastgesteld dat het haar bankrekening is en dat zij betrokken is geweest bij het openen van deze bankrekening. Bij het openen van de bankrekening bij ASN Bank is hetzelfde vervalste identiteitsbewijs gebruikt als bij het aanvragen van het krediet bij DEFAM. Daarbij komt dat nergens uit blijkt dat [naam] degene is geweest die de gelden heeft opgenomen via geldautomaten. Indien [naam] de gelden zou hebben opgenomen zou dit eenvoudig te bewijzen zijn doordat er camerabeelden beschikbaar zijn (geweest) van de geldopnames van het krediet.
4.3.
Dat er een kredietovereenkomst tussen DEFAM en [naam] is gesloten is dan ook onvoldoende gebleken. Op die grondslag heeft DEFAM dan ook geen vorderingsrecht. DEFAM heeft zich primair beroepen op onverschuldigde betaling. Daarin kan zij echter niet worden gevolgd. In de eerste plaats staat niet vast dat DEFAM aan [naam] heeft betaald. In de tweede plaats geldt ten aanzien van de gestelde grondslag het volgende. Als [naam] zelf degene was geweest die de kredietaanvraag had gedaan dan was er wel een overeenkomst tussen [naam] en DEFAM geweest en was er in dat geval dus ook een grondslag voor de betaling. Van onverschuldigde betaling was dan geen sprake geweest. In dat geval had DEFAM wellicht een beroep op ontbinding of op een wilsgebrek kunnen doen wegens het verstrekken van onjuiste gegevens maar dat heeft DEFAM niet gedaan.
4.4.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter de vorderingen afwijzen.
Proceskosten
4.5.
DEFAM is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [naam] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.221,00
in reconventie
Verwijdering uit registers
4.6.
DEFAM heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van [naam] om haar te verwijderen uit het Incidentenregister, het Extern Verwijzingsregister en het Interne Verwijzingsregister. Nu onvoldoende is gebleken dat [naam] fraude heeft gepleegd en het er meer op lijkt dat zij juist slachtoffer is van de identiteitsfraude zal de kantonrechter deze vordering toewijzen. De gevorderde dwangsom van € 50,00 per dag wordt toegewezen, met dien verstande dat de kantonrechter een maximum van € 2.500,00 aan deze dwangsom zal verbinden.
Opheffing conservatoir beslag
4.7.
Omdat DEFAM geen vordering op [naam] heeft moet het conservatoir derdenbeslag worden opgeheven. Deze vordering wordt dus toegewezen, evenals de gevorderde dwangsom van € 250,00 per dag, met dien verstande dat de kantonrechter een maximum van € 5.000,00 aan deze dwangsom zal verbinden.
Proceskosten
4.8.
DEFAM is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [naam] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
(1 punt × € 543,00)
Totaal
543,00

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van DEFAM af,
5.2.
veroordeelt DEFAM in de proceskosten van € 1.221,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.3.
veroordeelt DEFAM om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis aan [naam] een schriftelijke bevestiging te verstrekken dat [naam] niet voorkomt in – en voor zover aan de orde verwijderd is uit – respectievelijk het door DEFAM aangehouden Incidentenregister (IR), het Extern Verwijzingsregister (EVR) en het Interne Verwijzingsregister (IVR),
5.4.
veroordeelt DEFAM om aan [naam] een dwangsom te betalen van € 50,00 voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling onder 5.4 voldoet, tot een maximum van € 2.500,00 is bereikt,
5.5.
veroordeelt DEFAM om binnen twee dagen na betekening van dit vonnis het conservatoir beslag, zoals ten behoeve van DEFAM op 30 januari 2025 ten laste van [naam] onder de naamloze vennootschap ABN AMRO Bank is gelegd, op te heffen,
5.6.
veroordeelt DEFAM om aan [naam] een dwangsom te betalen van € 250,00 voor iedere dag dat zij niet aan de veroordeling onder 5.6 voldoet, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
5.7.
veroordeelt DEFAM in de proceskosten van € 543,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
5.8.
veroordeelt DEFAM tot betaling van de kosten van betekening als DEFAM niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.10.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Jongsma en in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2025