ECLI:NL:RBDHA:2025:11076

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 mei 2025
Publicatiedatum
24 juni 2025
Zaaknummer
NL25.16432
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie niet ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning. De minister heeft op 11 april 2025 alsnog een besluit genomen, maar eiseres heeft haar beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep van eiseres niet-ontvankelijk is, omdat de minister inmiddels had beslist en eiseres geen procesbelang meer had bij haar beroep. De rechtbank heeft geen zitting nodig geacht en heeft geen uitspraak gedaan over de inhoud van het beroep.

De rechtbank heeft verder overwogen dat de minister geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is, omdat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is. Deze wet bepaalt dat er geen dwangsom wordt verbeurd als de minister niet-tijdig beslist op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de minister in de proceskosten van eiseres moet bijdragen, omdat het besluit van 11 april 2025 te laat is genomen. De rechtbank heeft de minister veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten aan eiseres.

De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 30 mei 2025. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met deze uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.16432
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres V-nummer: [V-nummer]

(gemachtigde: mr. G.W. Mettendaf), en
de minister van Asiel en Migratie,de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep eiseres heeft ingediend, omdat de minister niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag.
Op 11 april 2025 heeft de minister alsnog een besluit genomen op de aanvraag (het reële besluit).
Eiseres heeft haar beroep gehandhaafd.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in de zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Het beroep van eiseres tegen het niet-tijdig beslissen door de minister is kennelijk niet- ontvankelijk. De rechtbank zal geen uitspraak doen over de vraag of eiseres gelijk had met haar beroep. Dit is om de volgende reden. Eiseres wilde met haar beroep bereiken dat de minister alsnog zou beslissen op haar aanvraag. Omdat de minister inmiddels heeft beslist, heeft het beroep van eiseres geen zin meer. Eiseres heeft zogezegd geen procesbelang meer bij haar beroep.
3. Het beroep van eiseres tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag heeft mede betrekking op het reële besluit, aangezien het reële besluit niet geheel aan het beroep tegemoetkomt. Eiseres voert in dit verband aan dat de minister ten onrechte geen bestuurlijke dwangsom heeft toegekend.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
4. Het bestuursorgaan verbeurt een bestuurlijke dwangsom aan een betrokkene als het niet op tijd een beslissing neemt.2 Sinds 11 juli 2021 geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. Hierin is bepaald dat geen bestuurlijke dwangsom wordt verbeurd als de minister niet-tijdig beslist op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De vraag ontstond of dit in strijd was met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in haar uitspraak van 30 november 2022 geoordeeld dat het opschorten van de bestuurlijke dwangsom geen strijd oplevert met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel en het doeltreffendheidsbeginsel.3 Daarmee staat vast dat de minister geen bestuurlijke dwangsom is verschuldigd als hij te laat beslist op een dergelijke aanvraag.
5. De rechtbank ziet aanleiding om de minister te veroordelen in de kosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken. Dit omdat de minister het besluit van 11 april 2025 te laat heeft genomen en eiseres terecht beroep heeft ingesteld tegen het niet tijdig nemen van dat besluit. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de andere partij laten betalen.4
6. De minister heeft niet gereageerd op het verzoek van eiseres. De rechtbank leidt hier uit af dat de minister er geen bezwaar tegen heeft om de proceskosten van eiseres te betalen. De rechtbank bepaalt daarom dat de minister de proceskosten van eiseres moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van C.A.A.W. van der Heijden, griffier.
2 Artikel 8:55c van de Awb.
4 Artikel 8:75, eerste lid, van de Awb en het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
30 mei 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.