Deze uitspraak betreft het beroep dat eiseres heeft ingediend na de uitspraak van de rechtbank op 30 september 2024, waarin de minister werd opgedragen binnen twintig weken te beslissen op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis. Eiseres heeft beroep ingesteld omdat de minister deze termijn niet heeft nageleefd. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk is, ondanks het ontbreken van een ingebrekestelling, omdat er een uitdrukkelijke termijn was gesteld door de rechtbank. De rechtbank constateert dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is. De rechtbank geeft de minister een termijn van twee weken om alsnog een besluit te nemen en legt een dwangsom op van € 250,- per dag bij overschrijding van deze termijn, met een maximum van € 37.500,-. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten van € 453,50 en het griffierecht van € 194,- moet door de minister worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. G.P. Loman en is openbaar gemaakt op 11 juni 2025.