ECLI:NL:RBDHA:2025:11247

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/09/670751 / FA RK 24-5721
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek vader voor gezamenlijk gezag en vaststelling zorgregeling voor minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 5 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek van de vader om gezamenlijk gezag over zijn minderjarige kind. De vader verzocht de rechtbank om de moeder te verbieden om met het kind naar het buitenland te verhuizen en om gezamenlijk gezag te verkrijgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er tussen de ouders een verstoorde vertrouwensrelatie bestaat en dat er geen directe communicatie is. Hierdoor is het niet in het belang van het kind om de ouders gezamenlijk met het gezag te belasten. De rechtbank heeft het verzoek van de vader om gezamenlijk gezag afgewezen, omdat de ouders niet in staat zijn om samen beslissingen te nemen. De moeder blijft met het eenhoofdig gezag belast. De rechtbank heeft ook de voorlopige omgangsregeling, waarbij het kind om de twee weken van vrijdagmiddag tot zondagavond bij de vader verblijft, als definitieve regeling vastgesteld. De ouders hebben overeenstemming bereikt over de verdeling van vakanties en feestdagen, wat door de rechtbank is goedgekeurd. De proceskosten worden gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige kamer
Rekestnummer: FA RK 24-5721
Zaaknummer: C/09/670751
Datum beschikking: 5 juni 2025

Gezag en omgang c.q. verdeling van de zorg- en opvoedingstaken

Beschikking op het op 7 augustus 2024 ingekomen verzoek van:

[de vader] ,

de vader,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.M.C. Wittens te ’s-Gravenhage.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de moeder] ,

de moeder,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Metin te Arnhem.

Procedure

Bij beschikking van 13 september 2024 van deze rechtbank is:
  • bepaald dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , voorlopig bij de vader zal zijn eens in de twee weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdagmiddag uit school haalt en waarbij de moeder [minderjarige] op zondagavond bij de vader in [plaats] ophaalt;
  • de moeder verboden voorlopig om met [minderjarige] te verhuizen naar Oman, dan wel enig ander land dan wel plek buiten de Nederlandse grenzen, zonder de toestemming van de vader;
  • de Raad voor de Kinderbescherming verzocht een onderzoek te verrichten naar welke gezagsvoorziening en omgangs- c.q. zorgregeling in het belang van [minderjarige] is, en de rechtbank daarover te rapporteren en de adviseren;
  • iedere verdere beslissing ten aanzien van het gezamenlijk gezag, de definitieve omgangs- dan wel zorgregeling, een definitief verhuisverbod en de proceskosten aangehouden tot 1 april 2025 pro forma.
De rechtbank heeft wederom kennisgenomen van de stukken, waaronder nu ook:
- het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Gravenhage van
5 maart 2025, kenmerk [kenmerk] ;
  • de brief van 13 mei 2025, met aanvullend en gewijzigd verzoek, namens de vader;
  • het verweer, met zelfstandige verzoeken, namens de moeder.
Op 15 mei 2025 is de behandeling op de zitting voortgezet. Op deze zitting is zowel het onderhavige verzoek als het verzoek tot ondertoezichtstelling van [minderjarige] (zaak- en rekestnummer C/09/681388 / JE RK 25-402)
gecombineerd behandeld. Op het verzoek tot ondertoezichtstelling is mondeling beslist.
Op de zitting zijn verschenen: de vader met zijn advocaat, de moeder met haar advocaat,
[naam 1] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad) en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.

Gewijzigd verzoek en verweer

De vader verzoekt de rechtbank – na wijziging – :
de moeder te verbieden om samen met [minderjarige] naar Saoedi-Arabië, dan wel enig ander land dan wel plek buiten de Nederlandse grenzen, te verhuizen;
de vader en de moeder gezamenlijk te belasten met het gezag over [minderjarige] ;
primair
de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader te bepalen;
een zorg- c.q. omgangsregeling tussen de moeder en [minderjarige] vast te stellen die de rechtbank in het belang van [minderjarige] juist acht;
subsidiair
een omgangsregeling tussen de vader en [minderjarige] vast te stellen waarbij [minderjarige] eens in de twee weken bij de vader verblijft van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdag uit school haalt en de moeder [minderjarige] op zondagavond bij de vader in [geboorteplaats] ophaalt;
te bepalen dat [minderjarige] bij de vader verblijft gedurende de helft van de vakantie- en feestdagen volgens het door de vader overgelegde schema,
voor zover mogelijk met uitvoerbaar verklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De moeder voert verweer, welk verweer hierna – voor zover nodig – wordt besproken.
Daarnaast verzoekt de moeder zelfstandig:
  • een omgangs- c.q. zorgregeling vast te stellen waarbij [minderjarige] bij de vader zal zijn: eens in de twee weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 18.00 uur, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdagmiddag uit school ophaalt en de moeder [minderjarige] op zondagavond bij de vader in [geboorteplaats] ophaalt, en de vakantie- en feestdagen te verdelen volgens het voorstel van de moeder;
  • (voorwaardelijk verzoek) de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de moeder te bepalen;
  • althans een zodanige beslissing te nemen als de rechtbank in goede justitie acht,
voor zover mogelijk met uitvoerbaar verklaring bij voorraad.

Beoordeling

De rechtbank handhaaft al hetgeen bij genoemde beschikking is overwogen en beslist, voor zover in deze beschikking niet anders wordt overwogen of beslist.
Verbod tot verhuizing
Op de zitting heeft de vader zijn verzoek voor een verhuisverbod van [minderjarige] naar het buitenland ingetrokken, zodat de rechtbank daar niet meer op hoeft te beslissen.
Gezag
Uit het raadsrapport volgt dat de Raad het op dit moment niet in het belang van [minderjarige] acht om de ouders gezamenlijk te belasten met het gezag. De Raad heeft in dit kader aangegeven dat er tussen de ouders sprake is van een verstoorde vertrouwensrelatie en een gebrek aan communicatie. Het is niet te verwachten dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering komt. Hierdoor bestaat het reële risico dat [minderjarige] klem of verloren zou raken tussen de ouders. Wanneer de ouders vanwege het gezamenlijk gezag gedwongen zouden worden om met elkaar te communiceren, terwijl zij daar niet toe in staat zijn, zal dit de ontwikkeling van [minderjarige] op een negatieve wijze kunnen beïnvloeden.
De rechtbank zal het verzoek van de vader om de ouders met het gezamenlijk gezag te belasten afwijzen om de volgende redenen. Hoewel het uitgangspunt van de wetgever is dat gezamenlijk gezag in het belang van een kind is, is voor het uitoefenen van gezamenlijk gezag nodig dat de ouders in staat zijn om met elkaar te communiceren en dat zij samen beslissingen kunnen nemen. Daartoe zijn de ouders op dit moment niet in staat. Op de zitting is gebleken is dat de communicatie tussen de ouders rondom de omgang met [minderjarige] op dit moment via de partner van de vader verloopt. Er is niet gebleken van omstandigheden op basis waarvan de rechtbank op korte termijn verbetering verwacht in de huidige situatie. Voor het nemen van gezagsbeslissingen is tenminste nodig dat de ouders zelf in gesprek met elkaar kunnen gaan en overeenstemming kunnen bereiken. Deze situatie hebben de ouders op dit moment nog niet bereikt.
Nu de moeder met het eenhoofdig gezag over [minderjarige] belast blijft, is er geen aanleiding om een beslissing over de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] te nemen, zodat de rechtbank de verzoeken hiertoe bij gebrek aan belang zal afwijzen.
Omgang
Beide ouders verzoeken om de voorlopige omgangsregeling als definitieve omgangsregeling vast te stellen. In het raadsrapport heeft de Raad ook geadviseerd om deze regeling definitief vast te stellen. De rechtbank zal daarom, ook omdat zij dat in het belang van [minderjarige] acht, de voorlopige omgangsregeling als definitieve regeling vaststellen.
Met betrekking tot de vakanties en feestdagen overweegt de rechtbank als volgt. De ouders hebben overeenstemming over de verdeling van de zomervakantie bij helfte. Daarnaast hebben zij op de zitting overeenstemming bereikt over de verdeling van de voorjaars-, mei-, herfst- en kerstvakantie en over Pasen en Pinksteren. De rechtbank zal conform deze overeenstemming beslissen, nu zij dit ook in het belang van [minderjarige] acht. Gelet op de afstand tussen de ouders ziet de rechtbank geen aanleiding om de overige feestdagen, die regelmatig doordeweeks zijn, te verdelen. De ouders kunnen uiteraard zelf in onderling overleg afspraken maken over de verdeling van deze feestdagen.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
bepaalt dat de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] , bij de vader zal zijn:
  • eens in de twee weken van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond, waarbij de vader [minderjarige] op vrijdagmiddag uit school haalt en waarbij de moeder [minderjarige] op zondagavond bij de vader in [geboorteplaats] ophaalt;
  • tijdens vakanties en feestdagen:
  • meivakantie: in de oneven jaren de eerste week en in de even jaren de tweede week, waarbij de wissel op vrijdag 18.00 uur is;
  • zomervakantie: de eerste drie weken, waarbij de wissel op vrijdag 18.00 uur is;
  • herfstvakantie: in de oneven jaren;
  • kerstvakantie: in de oneven jaren de eerste week (inclusief Kerst) en in de even jaren de tweede week (inclusief oud en nieuw), waarbij de wissel op vrijdag 18.00 uur is;
  • voorjaarsvakantie: in de even jaren;
  • Pasen en Pinksteren: tweede paasdag en tweede pinksterdag, wanneer deze dagen aansluiten op het weekend dat [minderjarige] bij de vader is;
en verklaart deze omgangsregeling uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 5 juni 2025.