ECLI:NL:RBDHA:2025:11248

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
15 mei 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/09/681388 / JE RK 25-402
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige vanwege zorgen over de opvoedsituatie en schoolontwikkeling

Op 15 mei 2025 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in een zaak betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2018. De zaak is ingeleid door een verzoekschrift van de Raad voor de Kinderbescherming, die ernstige zorgen heeft geuit over de ontwikkeling van de minderjarige. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, heeft zeven minderjarige kinderen en er zijn zorgen over de stabiliteit van de thuissituatie. De kinderrechter heeft kennisgenomen van rapporten van de Raad, waarin wordt gewezen op huiselijk geweld, schoolverzuim en een onveilige opvoedingsomgeving. De moeder heeft verweer gevoerd en aangegeven open te staan voor hulpverlening, maar de kinderrechter oordeelt dat er een ontwikkelingsbedreiging voor de minderjarige is. De kinderrechter heeft besloten om de minderjarige voor de duur van één jaar onder toezicht te stellen van Stichting Jeugdbescherming west, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 5 juni 2025.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team Jeugd- en Zorgrecht
Zaaksgegevens: C/09/681388 / JE RK 25-402
Datum uitspraak: 15 mei 2025

Beschikking van de kinderrechter

Ondertoezichtstelling

in de zaak naar aanleiding van het op 5 maart 2025 ingekomen verzoekschrift van:
de Raad voor de Kinderbescherming, Regio Haaglanden(hierna te noemen: de Raad),
betreffende:
- [minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[de moeder] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M. Metin te Arnhem.
De kinderrechter merkt als informanten aan:

[de vader] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende op een voor de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. J.M.C. Wittens te ’s-Gravenhage.
en
Stichting Jeugdbescherming west, hierna te noemen: de gecertificeerde instelling.

Het procesverloop

De kinderrechter heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
- het rapport en advies van de Raad voor de Kinderbescherming te ’s-Gravenhage van
5 maart 2025, kenmerk [kenmerk] ;
- het verzoek tot ondertoezichtstelling van de Raad.
Op 15 mei 2025 heeft de kinderrechter de zaak op de zitting met gesloten deuren behandeld,
gecombineerdmet het verzoek van de vader voor gezamenlijk gezag, een omgangs- c.q. zorgregeling en een verbod voor de moeder om naar Saoedi-Arabië te verhuizen (zaak- en rekestnummer C/09/670751 / FA RK 24-5721). Op dit verzoek wordt bij afzonderlijke beschikking van 30 mei 2025 beslist.
Op de zitting zijn verschenen: [naam 1] namens de Raad, de moeder met haar advocaat, de vader met zijn advocaat en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.

Feiten

  • De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
  • [minderjarige] woont bij de moeder.

Verzoek en verweer

De Raad verzoekt [minderjarige] onder toezicht te stellen voor de periode van één jaar en de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad heeft het verzoek – kort en zakelijk weergegeven – als volgt onderbouwd. Er bestaan ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] heeft al veel meegemaakt, zoals meerdere ruzies tussen de moeder en haar huidige partner, de verhuizing vanuit [plaats 1] naar [plaats 2] en verschillende periodes waarin [minderjarige] haar vader niet (of nauwelijks) zag. De moeder heeft in totaal zeven minderjarige kinderen die allen bij haar thuis wonen en waarover de moeder haar aandacht moet verdelen. Hoewel de moeder van goede wil lijkt, lukt het haar tot op heden niet om [minderjarige] een (constante) stabiele basis te bieden. De bij tijden onveilige en onstabiele thuissituatie kan ervoor zorgen dat [minderjarige] ’s ontwikkeling stagneert. Vanuit school wordt gemeld dat [minderjarige] de laatste tijd gesloten overkomt, dat ze regelmatig boos en verdrietig is, geen echte vriendschappen heeft en dat er sprake is van hoog verzuim. Door de absenties is de leerplichtambtenaar ingeschakeld. Ook heeft de school zorgen over de mondhygiëne van [minderjarige] . Daarnaast heeft de partner van de moeder (de vader van moeders jongste drie kinderen) recent een huisverbod opgelegd gekregen vanwege huiselijk geweld. De Raad heeft de zorg dat de relatieproblematiek gebagatelliseerd wordt en dat de kinderen onveiligheid hebben gevoeld. Uit verschillende politiemutaties blijkt het huiselijk geweld structureel te zijn. Het gezin is aangemeld bij [instantie] . De moeder heeft aangegeven open te staan voor deze hulpverlening en te vragen om praktische tips, maar daarna is gebleken dat [instantie] nooit van start is gegaan omdat de moeder niet bereikbaar was. De Raad is van mening dat er sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] door de bij tijden onveilige opvoedingsomgeving waarin zij opgroeit. Er lijkt een patroon zichtbaar van onder andere schoolverzuim, een slecht onderhouden gebit en huiselijk geweld. De moeder kan de basale zorg voor haar zeven minderjarige kinderen niet voldoende aan. De verwachting is niet dat de moeder de problematiek zelf kan oplossen. De Raad vindt het zorgelijk dat de moeder een patroon laat zien van het afhouden van hulpverlening. De noodzakelijke hulp is daardoor niet van de grond gekomen. De Raad vindt het belangrijk dat er zicht komt op de opvoedsituatie van [minderjarige] , dat er passende hulp wordt ingezet en dat deze hulpverlening positief wordt afgerond. De Raad vindt de termijn van een jaar noodzakelijk hiervoor.
De moeder heeft op de zitting verweer gevoerd. Zij voert – kort en zakelijk weergegeven – het volgende aan. De moeder ziet geen aanleiding voor een ondertoezichtstelling, omdat zij de nodige hulpverlening in het vrijwillig kader wil accepteren. Vanwege nare ervaringen in het verleden met jeugdzorg heeft zij in eerste instantie hulp afgehouden. Inmiddels staat zij daarvoor open en heeft zich gewend tot de praktijkondersteunend hulpverlener bij de huisarts en tot [instantie] . De reden dat [instantie] haar eerder niet kon bereiken was omdat zij een nieuw telefoonnummer had en die wijziging niet goed was doorgekomen. De moeder heeft nu een afspraak met [instantie] gemaakt. Hieruit blijkt haar wil om hulpverlening te accepteren.

Beoordeling

De kinderrechter is, gelet op dat wat uit het dossier en op de zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek genoemde gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig zijn.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. De kinderrechter constateert dat er sprake is van een ontwikkelingsbedreiging voor [minderjarige] . Vanuit de school zijn meerdere zorgen geuit over de situatie van [minderjarige] en met name het hoge schoolverzuim is zorgelijk. Ook zijn er verschillende meldingen bij Veilig Thuis gedaan over de opvoedsituatie bij de moeder thuis. Daarnaast zijn er zorgen over een patroon van huiselijk geweld. Hoewel de moeder daar een andere lezing over heeft, is gebleken dat er met enige regelmaat politie aan de deur is geweest en dat dit uiteindelijk ook heeft geleid tot een huisverbod. Dat heeft sowieso effect gehad op [minderjarige] . De moeder heeft op de zitting aangegeven dat zij de nodige hulpverlening in het vrijwillig kader wil regelen en dat zij al contact heeft gelegd met [instantie] . Het is op dit moment echter niet duidelijk of die hulpverlening van de grond gaat komen. Daarbij overweegt de kinderrechter dat de moeder eerder zowel voor de school als voor [instantie] onbereikbaar is geweest. Ook lijkt de moeder niet goed te overzien op welke punten zij ondersteund moet worden. De kinderrechter acht het belangrijk dat er zicht komt op de situatie bij de moeder, dat de moeder ondersteund wordt in de opvoedsituatie en dat er iemand regie gaat voeren rondom wat er nodig is om de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] weg te nemen.
De kinderrechter stelt daarom [minderjarige] onder toezicht voor de duur van één jaar. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

Beslissing

De kinderrechter:
stelt [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 te [geboorteplaats] , van 15 mei 2025 tot 15 mei 2026 onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west;
verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 15 mei 2025 door mr. H.M. Boone, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. P.M.A. van Oosten als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 juni 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoeker en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van
het gerechtshof Den Haag.