ECLI:NL:RBDHA:2025:11263

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 juni 2025
Publicatiedatum
26 juni 2025
Zaaknummer
C/09/665576 / FA RK 24-3106
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Echtscheiding met nevenvoorzieningen, zorgregeling, kinderalimentatie en partneralimentatie

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 juni 2025 een beschikking gegeven in een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die sinds 2012 gehuwd zijn en samen twee minderjarige kinderen hebben. De vrouw heeft op 29 april 2024 een verzoek tot echtscheiding ingediend, met nevenvoorzieningen zoals een zorgregeling, kinderalimentatie en partneralimentatie. Tijdens de zitting op 15 mei 2025 zijn beide partijen verschenen, samen met hun advocaten en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om een gezamenlijk ouderschapsplan op te stellen, wat hen niet ontvankelijk maakt in hun verzoeken tot nevenvoorzieningen. De rechtbank heeft echter het verzoek tot echtscheiding toegewezen, aangezien beide partijen het erover eens zijn dat het huwelijk duurzaam is ontwricht.

De rechtbank heeft geen zorgregeling kunnen vaststellen, omdat de huidige woonsituatie van de ouders en de kinderen problematisch is. De rechtbank heeft geadviseerd dat de kinderen ondersteuning krijgen om met de situatie om te gaan. Wat betreft de kinderalimentatie is overeengekomen dat de man € 288,- per maand per kind zal betalen. Voor de partneralimentatie is vastgesteld dat de man € 299,- bruto per maand aan de vrouw zal betalen voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft ook de verdeling van de huwelijksgemeenschap vastgesteld, waarbij de echtelijke woning aan de man wordt toegedeeld, onder bepaalde voorwaarden. De proceskosten worden gecompenseerd, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG
Enkelvoudige Kamer
Rekestnummer: FA RK 24-3106
Zaaknummer: C/09/665576
Datum beschikking: 12 juni 2025

Echtscheiding met nevenvoorzieningen

Beschikking op het op 29 april 2024 ingekomen verzoek van:

[de vrouw] ,

de vrouw,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. S.K. Gopal in Den Haag.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:

[de man] ,

de man,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat: mr. M.L. Wierstra in Den Haag.

Procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder:
  • het verzoekschrift namens de vrouw;
  • het verweerschrift, met zelfstandige verzoeken, namens de man, ingekomen op
10 september 2024;
  • het verweer tegen de zelfstandige verzoeken, met gewijzigde verzoeken, namens de vrouw, ingekomen op 4 november 2024;
  • het verweer tegen de gewijzigde verzoeken, namens de man, ingekomen op 2 december 2024;
  • het bericht van 7 mei 2025, met bijlage, namens de vrouw.
De minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hun mening over de zorgregeling gegeven in een gesprek met de rechter.
Op 15 mei 2025 is de zaak op de zitting van deze rechtbank behandeld. Hierbij zijn verschenen: de vrouw met haar advocaat, de man met zijn advocaat en tolk A. Belkassen, en [naam] namens de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Na de zitting heeft de rechtbank het bericht van 16 mei 2025, met bijlage, namens de vrouw ontvangen.

Feiten

  • De vrouw en de man zijn gehuwd op [datum] 2012 in [plaats 1] .
  • Zij zijn de ouders van de volgende minderjarige kinderen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] .
  • Zij zijn ook de ouders van de inmiddels meerderjarige [jong-meerderjarige] , geboren op
[geboortedatum 3] 2006 in [geboorteplaats] .
  • De ouders oefenen het gezamenlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] uit.
  • De vrouw en de man zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen.

Verzoek en verweer

Het verzoek van de vrouw strekt – na wijziging – tot echtscheiding met nevenvoorzieningen tot:
  • bepaling dat de afspraken in het nog nader aan te brengen echtscheidingsconvenant met ouderschapsplan deel zullen uitmaken van de te wijzen beschikking en aan de te wijzen beschikking zullen worden gehecht, indien partijen in staat zijn een convenant en ouderschapsplan te overleggen;
  • indien partijen geen overeenstemming kunnen bereiken over een ouderschapsplan, vaststelling van een zorgregeling;
  • vaststelling van een kinderalimentatie voor de minderjarigen;
  • vaststelling van een bijdrage als partneralimentatie;
  • althans een zodanige beschikking te nemen als de rechtbank juist acht,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De man voert verweer tegen de verzochte nevenvoorzieningen, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.
Daarnaast verzoekt de man zelfstandig om de echtscheiding uit te spreken, met nevenvoorzieningen tot:
  • vaststelling van een zorgregeling, inhoudende dat:
  • de kinderen elk weekend van zaterdag 11.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de man verblijven;
  • de kinderen bij de man verblijven op zijn verjaardag, in de oneven jaren op de verjaardag van de kinderen en op Vaderdag, waarbij de kinderen de avond ervoor om 17.00 uur bij hem zijn tot 20.00 uur op de betreffende bijzondere dag indien er gewisseld moet worden;
  • feestdagen en vakanties in onderling overleg evenredig worden verdeeld;
  • vaststelling van de wijze van verdeling van de huwelijksgemeenschap, conform het voorstel van de man;
  • althans telkens een zodanige regeling als de rechtbank in goede justitie acht,
voor zover mogelijk met uitvoerbaarverklaring bij voorraad en kosten rechtens.
De vrouw voert – onder referte voor het overige – verweer tegen de verzochte zorgregeling, welk verweer hierna – voor zover nodig – zal worden besproken.

Beoordeling

Echtscheiding
Ontvankelijkheid
Bij het indienen van een verzoek tot echtscheiding is het wettelijk verplicht om een ouderschapsplan over te leggen. De ouders hebben dat niet gedaan.
De rechtbank stelt vast dat het de ouders niet is gelukt om overeenstemming te bereiken over de zorgregeling en de kinderalimentatie. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee voldoende gebleken dat de ouders niet in staat zijn om tot een gezamenlijk opgesteld en ondertekend ouderschapsplan te komen. Gelet hierop zal de rechtbank partijen toch ontvangen in hun verzoeken tot echtscheiding.
Inhoudelijke beoordeling
De vrouw en de man zijn het erover eens dat het huwelijk duurzaam is ontwricht en zij verzoeken beiden om de echtscheiding uit te spreken. De rechtbank zal het verzoek tot echtscheiding daarom als niet weersproken en op de wet gegrond toewijzen.
Gelet op het ontbreken van een ouderschapsplan en een echtscheidingsconvenant hoeft de rechtbank niet meer te beslissen op de voorwaardelijke verzoeken van de vrouw ten aanzien van opname hiervan.
Zorgregeling
Uit de stukken en dat wat op de zitting is besproken is de rechtbank het volgende gebleken. De vrouw en de man zijn feitelijk sinds december 2023 uit elkaar, maar zij wonen op dit moment nog steeds beiden, met de kinderen, in de echtelijke woning. Dit leidt tot spanningen in huis, wat ook zijn weerslag heeft op de kinderen. Uit het schoolverslag van [minderjarige 2] blijkt dat de huidige woonsituatie en de echtscheidingsprocedure haar stress opleveren en zorgen voor verminderde concentratie. Op de zitting heeft de vrouw aangegeven dat het inmiddels beter gaat met [minderjarige 2] op school en dat er hulpverlening wordt ingezet vanuit schoolmaatschappelijk werk. Volgens de vrouw heeft de man geen aandacht voor de kinderen en is hij niet betrokken bij hun opvoeding en verzorging. De man erkent dat hij vanwege zijn werk minder aanwezig is geweest, maar hij begrijpt niet goed waarom de kinderen zich van hem lijken te hebben afgekeerd.
De rechtbank overweegt als volgt. De echtscheiding en het slechte onderlinge contact tussen de ouders, terwijl zij wel nog in één huis wonen, heeft duidelijk zijn weerslag op de kinderen. Dat blijkt ook uit het schoolverslag van [minderjarige 2] . Uit het gesprek tussen [minderjarige 1] en [minderjarige 2] met de kinderrechter is ook duidelijk gebleken dat de kinderen zich op dit moment afzetten tegen de man. Daarbij komt dat ook de meerderjarige zus van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zich afkeert van de man. Voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] is het lastig om hierin een andere houding aan te nemen. Temeer nu de man – tegen de wil van de vrouw in en tegen de kennelijk tussen partijen eerder gemaakte afspraak – nog steeds in de woning verblijft. Daarmee houdt de man de situatie in stand. De Raad heeft op de zitting aangegeven dat de kinderen nu op een leeftijd zijn dat het natuurlijk is dat zij zich meer afzetten tegen hun ouders. Het zal voor hen moeilijk zijn om dit proces op een goede manier te doorlopen, omdat de ouders tegenover elkaar zijn komen te staan. De Raad heeft daarom geadviseerd om de kinderen zich te laten verdiepen in Vila Pinedo, zodat zij ondersteuning kunnen vinden in hoe zij hiermee om kunnen gaan. Daarnaast heeft de Raad de man geadviseerd om hulpverlening te zoeken om meer aansluiting te kunnen vinden bij de kinderen. De rechtbank ziet gelet op het bovenstaande op dit moment geen ruimte om een zorgregeling tussen de kinderen en de man vast te stellen. De rechtbank hoopt dat als de kinderen straks met de vrouw in een andere woning wonen en de rust is wedergekeerd, er ruimte zal zijn om in overleg het contact tussen de kinderen en de man weer te hervatten.
Kinderalimentatie
De vrouw en de man zijn overeengekomen dat de man voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] , in lijn met de door de vrouw overgelegde berekening, € 288,- per maand per kind zal betalen. Op de zitting heeft de man aangegeven dat hij ook bereid is om voor [jong-meerderjarige] een bijdrage van
€ 288,- per maand te betalen, als er namens haar, nu zij inmiddels jong-meerderjarig is, een machtiging wordt overgelegd. Op 16 mei 2025 is deze machtiging overgelegd. De rechtbank zal daarom het overeengekomen bedrag aan kinderalimentatie en alimentatie voor [jong-meerderjarige] vaststellen, ook omdat de rechtbank deze bijdragen redelijk en billijk acht en niet in strijd met de wettelijke maatstaven. Daarbij zal de rechtbank in redelijkheid als ingangsdatum de datum van deze beschikking hanteren.
Partneralimentatie
De vrouw stelt dat zij behoefte heeft aan een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud. De man geeft primair aan dat de vrouw haar verzoek niet heeft onderbouwd, subsidiair dat zij moet worden geacht volledig in haar eigen levensonderhoud te voorzien en meer subsidiair kan de man zich verenigen met het bedrag dat hij opvat als de door de vrouw berekende partneralimentatie van € 188,- bruto per maand.
De rechtbank overweegt als volgt. De vrouw heeft een alimentatieberekening overgelegd waarin zij zowel de kinderalimentatie als de partneralimentatie heeft berekend. Uit deze berekening blijkt een behoeftigheid van de vrouw van € 2.899,- bruto per maand. De vrouw heeft hierbij ook haar eigen draagkracht en de draagkracht van de man berekend, waaruit een te betalen partneralimentatie van € 188,- netto en € 299,- bruto per maand blijkt. De man heeft deze berekening en de daarin gehanteerde financiële gegevens niet betwist. Naar het oordeel van de rechtbank is duidelijk gebleken dat de vrouw behoeftig is. Daarnaast heeft de vrouw haar behoeftigheid en de draagkracht van de man onderbouwd met de door haar overgelegde berekening. De rechtbank zal daarom, conform de berekening van de vrouw, een door de man aan de vrouw te betalen partneralimentatie vaststellen van € 299,- bruto per maand. Daarbij zal de rechtbank vaststellen dat de partneralimentatie voor de duur van één jaar geldt, omdat de man dit heeft verzocht en de vrouw daar op de zitting mee heeft ingestemd.
Verdeling
De vrouw en de man zijn met elkaar gehuwd op [datum] 2012 in [plaats 1] . Niet gesteld of gebleken is dat de echtgenoten huwelijkse voorwaarden hebben gemaakt. De vrouw en de man zijn vóór 1 januari 2018 met elkaar gehuwd, zodat gelet op het bepaalde in de artikelen 1:93 en 1:94 BW moet worden aangenomen dat tussen hen een wettelijke algehele gemeenschap van goederen bestaat. Als uitgangspunt geldt dat de huwelijksgemeenschap volgens artikel 1:100 BW bij helfte tussen de vrouw en de man wordt verdeeld.
Peildatum
Als peildatum voor de omvang van de huwelijksgemeenschap geldt de datum van indiening van het verzoekschrift, te weten 29 april 2024. Voor de waardering geldt – voor zover de vrouw en de man niet anders overeenkomen – de datum van de feitelijke verdeling als peildatum.
Omvang
Volgens partijen behoren de volgende zaken tot de huwelijksgemeenschap:
de echtelijke woning, gelegen aan de [adres] in ( [postcode] ) [plaats 2] en de daarbij behorende hypothecaire geldlening en bankspaarrekening;
de inboedel;
de bankrekeningen;
e auto’s van het merk Jaguar X-type en Mazda 2;
creditcard schuld.
Ad. a) echtelijke woning
De vrouw en de man zijn het erover eens dat de man de kans krijgt om de echtelijke woning over te nemen. Op de zitting zijn partijen overeengekomen om binnen één week de makelaar-taxateur [bedrijfsnaam] opdracht te geven om de woning te taxeren. Partijen zijn ook overeengekomen dat de door de man gedane aflossingen op de hypotheek sinds de indiening van het verzoekschrift worden verrekend met de overwaarde. De rechtbank zal, conform de wens van partijen, een spoorboekje opnemen onder het kopje ‘Beslissing’ voor de verdeling van de woning. De rechtbank zal daarbij de overeenstemming van partijen opnemen.
Ad. b) inboedel
De vrouw en de man zijn het erover eens dat zij de inboedel in overleg met elkaar verdelen naar een gelijke waarde. De rechtbank zal conform deze overeenstemming van partijen beslissen.
Ad. c) bankrekeningen
De vrouw en de man hebben elk een bankrekening op hun eigen naam. Zij zijn het erover eens dat ieder de op zijn/haar naam staande bankrekening voortzet onder verdeling van de saldi bij helfte per peildatum. De rechtbank zal conform deze overeenstemming van partijen beslissen.
Ad. d) auto’s
Tot de huwelijksgemeenschap behoren een Jaguar X-type met kenteken [kenteken 1] en een Mazda 2 met kenteken [kenteken 2] . Partijen zijn het erover eens dat de Jaguar aan de man en de Mazda aan de vrouw wordt toebedeeld, met gesloten beurzen. De rechtbank zal conform deze overeenstemming van partijen beslissen.
Ad. e) creditcard schuld
De man stelt dat er op zijn naam een creditcard schuld is bij de ING ter hoogte van
€ 531,06. Partijen zijn het erover eens dat wordt vastgesteld dat beide partijen voor de helft draagplichtig zijn voor deze schuld. De rechtbank zal conform deze overeenstemming van partijen beslissen.
Proceskosten
Aangezien het hier een procedure van familierechtelijke aard betreft, zal de rechtbank de proceskosten compenseren zoals hierna vermeld.

Beslissing

De rechtbank:
*
spreekt de echtscheiding uit tussen partijen, gehuwd op [datum] 2012 in [plaats 1] ;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van heden, een kinderalimentatie ten behoeve van de minderjarigen:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum 1] 2008 in [geboorteplaats] ;
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum 2] 2012 in [geboorteplaats] ,
van € 288,- per maand per kind zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
bepaalt dat de man aan de jong-meerderjarige, met ingang van heden, een alimentatie ten behoeve van de jong-meerderjarige [jong-meerderjarige] , geboren op [geboortedatum 3] 2006 in [geboorteplaats] , van € 288,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
bepaalt dat de man aan de vrouw, met ingang van de dag dat de beschikking van echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, voor de duur van één jaar een partneralimentatie van € 299,- per maand zal betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen;
*
stelt de verdeling van de algehele gemeenschap van goederen als volgt vast, onder de voorwaarde van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand:
- met betrekking tot de woning, gelegen aan de [adres] in ( [postcode] ) Den Haag en de daaraan gekoppelde hypothecaire geldlening:
1. de woning wordt toegedeeld aan de man op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen zijn het eens over [bedrijfsnaam] als onafhankelijk makelaar-taxateur. Partijen verstrekken binnen één week na de zitting een gezamenlijke opdracht aan deze makelaar-taxateur tot taxatie van de woning. Deze makelaar-taxateur zal tussen partijen bindend de waarde vaststellen waartegen de man de woning zal overnemen;
b) de man dient binnen drie maanden na de taxatie aan de vrouw aan te tonen dat hij de woning tegen de getaxeerde waarde kan overnemen met ontslag van de vrouw uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldleningen;
c) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de getaxeerde waarde, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht minus de kosten van de makelaar-taxateur;
d) de man kan de helft van de door hem verrichte aflossingen op de hypothecaire schuld over de periode van 29 april 2024 tot de datum van het notarieel transport verrekenen met het aan de vrouw toekomende aandeel in de overwaarde;
e) de kosten van de notariële overdracht worden door de man als kosten koper, voldaan;
f) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
2) indien de man de woning niet kan overnemen onder bovengenoemde voorwaarden dan wordt de woning verkocht en geleverd aan een derde op de volgende wijze en onder de volgende voorwaarden:
a) partijen dienen binnen één week nadat de onder 1) genoemde termijn is verstreken of nadat de man kenbaar heeft gemaakt de woning niet te kunnen overnemen aan de onder 1) genoemde makelaar-taxateur een gezamenlijke opdracht verstrekken tot verkoop van de woning aan een derde. Deze makelaar-taxateur zal – als partijen het niet eens zijn – partijen bindend adviseren over de vast te stellen vraag- en laatprijs van de woning;
b) de over- dan wel onderwaarde wordt tussen partijen bij helfte gedeeld dan wel gedragen. De over- dan wel onderwaarde bestaat uit de verkoopopbrengst van de woning, minus de aan de woning gekoppelde hypothecaire geldlening ten tijde van de overdracht en minus de kosten van de verkoop en de overdracht, waaronder de kosten van de makelaar-taxateur;
c) de man kan de helft van de door hem verrichte aflossingen op de hypothecaire schuld over de periode van 29 april 2024 tot de datum van het notarieel transport verrekenen met het aan de vrouw toekomende aandeel in de overwaarde;
d) partijen verlenen over en weer op eerste verzoek van de ander hun medewerking aan de notariële overdracht van de woning;
  • inboedel: verdeling in onderling overleg naar gelijke waarde;
  • bankrekeningen: ieder van partijen zet de op zijn/haar naam staande bankrekening voort onder verdeling van de saldi bij helfte per peildatum;
  • auto’s: de Jaguar wordt aan de man toegedeeld en de Mazda wordt aan de vrouw toegedeeld, met gesloten beurzen;
  • stelt vast dat beide partijen voor de helft draagplichtig zijn voor de creditcard schuld ter hoogte van € 531,06 op naam van de man bij de ING;
*
verklaart deze beschikking – met uitzondering van het uitspreken van de echtscheiding – uitvoerbaar bij voorraad;
*
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt;
*
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H.M. Boone, rechter, ook kinderrechter, bijgestaan door mr. P.M.A. van Oosten als griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van 12 juni 2025.