ECLI:NL:RBDHA:2025:11289
Rechtbank Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Aansluitende machtiging tot het verlenen van verplichte zorg in het kader van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 13 juni 2025 een beschikking gegeven inzake een aansluitende zorgmachtiging op basis van artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). De officier van justitie had op 23 mei 2025 een verzoek ingediend voor het verlenen van een zorgmachtiging voor de betrokkene, die lijdt aan een psychische stoornis, te weten schizofrenie. De rechtbank heeft de betrokkene, die aanvankelijk fysiek aanwezig wilde zijn, uiteindelijk digitaal gehoord, omdat vervoer niet geregeld kon worden. De advocaat van de betrokkene heeft bezwaar gemaakt tegen deze digitale aanwezigheid, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat in dit geval een uitzondering op het uitgangspunt van fysiek horen gerechtvaardigd was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de betrokkene goed ingesteld is op zijn medicatie, maar dat hij zich verzet tegen het depot. De psychiater heeft verklaard dat zonder verplichte zorg de betrokkene niet zijn medicatie zal nemen, wat kan leiden tot ernstige gevolgen voor zijn geestelijke gezondheid. De rechtbank heeft de zorgmachtiging verleend voor de duur van 24 maanden, met als doel de geestelijke gezondheid van de betrokkene te stabiliseren en te voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw opgenomen moet worden. De rechtbank heeft de noodzakelijke vormen van verplichte zorg vastgesteld, waaronder het toedienen van medicatie en het verrichten van medische controles. De beschikking is gegeven door mr. H.J.M. Bellekom, rechter, en is uitgesproken ter openbare zitting.