ECLI:NL:RBDHA:2025:11306
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijstandsuitkering wegens gebrek aan rechtmatig verblijf in Nederland
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 mei 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) beoordeeld. Eiser, met de Bulgaarse nationaliteit, ontving tot 1 mei 2022 een bijstandsuitkering, maar deze is op zijn verzoek beëindigd. Op 3 oktober 2023 heeft hij opnieuw een bijstandsuitkering aangevraagd, maar het college van burgemeester en wethouders van Den Haag heeft deze aanvraag afgewezen. De afwijzing is gebaseerd op de vaststelling van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid dat eiser sinds 27 januari 2022 niet rechtmatig in Nederland verblijft. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen deze beschikking, waardoor deze in rechte vaststaat.
De rechtbank heeft geoordeeld dat het college de aanvraag van eiser terecht heeft afgewezen, omdat hij vanaf de genoemde datum niet meer gelijk kan worden gesteld met een Nederlander op grond van artikel 11 van de Pw. Eiser betoogde dat zijn vreemdelingrechtelijke positie onduidelijk is, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris voldoende duidelijkheid heeft verschaft over de verblijfsstatus van eiser en dat het college niet verder hoeft te onderzoeken of eiser rechtmatig verblijf heeft op grond van het Unierecht. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen recht heeft op bijstand en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt.